Johannes Damascenus

Johannes Damascenus. Een waardevolle historische bijdrage aan de dialoog tussen Christenen en Moslims.

In de reeks ‘Ad Fontes’ verscheen een nieuw deel, getiteld ‘Johannes Damascenus & Theodorus Abu Qurra, De eerste christelijke polemiek met de islam’.* De vertaling en toelichting is verzorgd door Michiel Op de Coul en Marcel Poorthuis, respectievelijk classicus en hoogleraar interreligieuze dialoog, beiden werkzaam aan de universiteit in Tilburg.

De uitgave mag er zijn en is zeer verzorgd. De griekse tekst is integraal opgenomen, zodat ieder, die deze taal machtig is, de vertaling kan beoordelen. Uit het boek ‘De Ketterijen’ van Johannes van Damascus is het honderdste hoofdstuk opgenomen dat handelt over de Islam. Vanaf p. 47 wordt het werk van Abu Qurra ingeleid en vervolgens weergegeven. Hij krijgt dus de meeste ruimte, en terecht omdat hij, eerder dan Johannes van Damascus, de auteur is van de ‘Disputatio Saraceni et christiani’, zie p. 48. Overigens is dit dispuut wel geschreven in de geest van Johannes van Damascus. Van Qurra zijn ook zijn ‘Opuscula Islamica’ opgenomen, die laten zien dat christenen soms goede kennis van de Islam hadden.

De vader van Johannes van Damascus (ongeveer 675-750) was minister van financiën van de kalief. Johannes van Damascus constateerde, naast grote verschillen, verwantschap met de islam. Hij ging hij er vanuit dat moslims dezelfde God bedoelen als christenen. Dat gebeurde overigens al eerder toen Mohammed zelf sprak met Christenen uit Najran. Interessant is dat in de tijd van Johannes de Koran misschien nog niet samengevoegd was, maar bestond uit een aantal geschriften. Zo noemt hij de langste tweede soera een ‘geschrift’, p. 26. Johannes van Damascus kende de teksten in de Koran waarin gezegd wordt dat Jezus ‘woord’ en ‘geest’ van God is, en hij nodigde moslims uit de trinitarische consequenties te trekken uit die openbaring, zie o.a. de discussie op p. 37.

In de dialoog van Abu Qurra verwijst de moslim [overigens ook wel Saraceen, Hagareen of zelfs barbaar genoemd] op een bepaald moment naar de bijbelse profeet Jeremia; dat is bijzonder, want die profeet wordt niet in de Koran genoemd [zie p. 163].

Uitgebreide noten en goede verklaringen vooraf maken dit boek tot een voortreffelijk naslagwerk. Sommige redeneringen kunnen wij als moderne mensen nauwelijks meer meemaken. Maar daar staat tegenover dat de lange ‘Opusculum 3’ [p. 148-169] weer heel interessante filosofisch getinte bespiegelingen te bieden heeft.

Mohammed stierf in 632. Binnen een eeuw na zijn dood wordt er op dit niveau gediscussiëerd door christenen en moslims. Dat maakt dit boek heel waardevol als historisch document.

Om het boek te gebruiken als voorbereiding op een gesprek met moslims nu is niet aan te bevelen. Daarvoor is niet alleen de afstand met toen te groot, maar worden in deze dialogen ook uitspraken gedaan die nu absoluut niet meer kunnen, al was het alleen maar omdat niet zelden denigrerend over de ander gesproken en het eigen gelijk te triomfantelijk benadrukt wordt.

* Uitgave Meinema, Zoetermeer, 2011, 197p., ISBN 978 90 211 4282 1. Deze recensie verscheen op www.bruggenbouwers.com

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *