De centrale positie van Christus en van de kerk (Efeze 1)

 

Aan wie heeft Paulus deze brief geschreven? De woorden ‘te Efeze’ staan tussen haakjes! Dat heeft men in de nieuwe bijbelvertaling weggelaten, maar die vertaling vertoont veel meer mankementen. Dat die woorden tussen haakjes staan komt omdat die woorden in belangrijke griekse handschriften, de basis van het Tweede Testament, missen. De brief is onpersoonlijk in de zin dat er bijna geen namen genoemd worden van gemeenteleden behalve éen in hoofdstuk 6:21. Nergens wordt gezinspeeld op concrete situaties in de gemeente of actuele gebeurtenissen. Veel deskundigen beschouwen de brief dan ook als een soort rondzendbrief aan alle gemeenten. Ik denk dat die deskundigen gelijk hebben. Paulus zat namelijk in de gevangenis toen hij die brief schreef, zie hoofdstuk 3:1. En dat zou kunnen betekenen dat hij eindelijk eens tijd had om belangrijke gedachten uit te werken en op papier te zetten. Opvallend is de grote gelijkenis tussen deze brief en die aan de Kolossenzen. Ook in die brief klinken hooggestemde tonen: In Christus zijn alle dingen geschapen; alle dingen hebben hun bestaan in Hem. In Hem vinden wij de hele volheid van God terug en Hij is het Hoofd van het lichaam, dat is de gemeente [hoofdstuk 1:15-23]. Paulus benadrukte dat onder meer omdat in die gemeente dwaalleraren rondliepen, die meenden dat allerlei machten, heerschappijen of engelen net zoveel macht hadden als Christus en net zo belangrijk waren. In Efeze 1:1-14 worden drie heel belangrijke zaken aan de orde gesteld: De centrale positie van Christus, de centrale positie van de kerk en de verkiezing van mensen. Deze drie punten zullen nu nader belicht worden.

‘’t Gaat om God, dominee, Jezus was een rechtvaardige man, een groot mens, een profeet, maar titels als Zoon van God, Messias of Christus zijn niet aan de orde.’ Het gaat om God. Dat zal waar wezen! Maar als christen moet je daar iets aan toe voegen: Wij hebben God in Christus ten diepste leren kennen. Dat onderscheidt een christen ook van bijvoorbeeld een jood of een moslim. Als het alleen maar om God gaat behoeven we geen christen te zijn of te blijven. Paulus doet aan onze modieuze praat –dat alleen God telt- niet mee, integendeel. Hij komt woorden tekort om de centrale positie van Jezus te beschrijven: In Hem woont de volheid van God. Dat wil zeggen: In Hem hebben wij met God zelf te maken. Efeze 1 zegt: In Christus zijn wij uitverkoren, in Hem zijn we aangenomen als Gods kinderen, in Hem ontvangen wij verlossing, in Hem worden wij samengevat als lichaam onder éen Hoofd, alles is onder zijn voeten gesteld, de gemeente is zijn lichaam. Het kan allemaal niet op!

En de kerk? Die wordt al net zo modieus behandeld in onze tijd. De kerk lijkt een vereniging; je kunt je lidmaatschap eenvoudig opzeggen. Geloven kun je ook buiten de kerk. Dat klopt: Eén generatie, en dan is het over. De kerk kun je afschepen met tien euro per jaar. De kerk staat in een kwade reuk. Voor een groot deel heeft de kerk dat verdiend. De kerk bleek al te vaak onwaarachtig, ging heersen in plaats van dienen, zette mensen klem, schreef mensen van alles voor. Heel wat mensen hebben geleden aan de kerk en doen dat nog. Maar daarmee is niet gezegd dat we de kerk kunnen afserveren! U merkt dat ik spreek over de kerk. U zult zeggen: Er zijn er velen! Gelijk heeft u. We moeten eigenlijk zeggen: Wij, ongehoorzame gelovigen, hebben door onze kerkscheuringen de ene kerk gedeeld en verdeeld. Niettemin is er, principieel gezien, toch maar éen kerk, want er is maar éen lichaam van Christus. En de kerk is dat lichaam. Zoals Christus er was voor de wereld, zoals zijn leven zich kenmerkte door dienen en lijden, zo hoort de kerk in de wereld te dienen en te lijden. De vele kerkjes zijn dus geroepen om hun muurtjes af te breken, want die zijn ongrondwettig. Efeze 2:14 bejubelt juist dat de tussenmuur is weggebroken, de muur tussen joden en heidenen; eindelijk is er eenheid, en zijn er geen vreemdelingen meer maar slechts medeburgers. Des te erger dat die ene kerk, dat ene lichaam van Christus, zoveel scheuren vertoont en er zo weinig aan doet om die situatie te veranderen. Wat maakt die ene kerk zo bijzonder en zo belangrijk? Dit, dat de hele volheid van Christus woont in die kerk, in dat ene lichaam. Zoals de volheid van God zich manifesteert in Christus, zo manifesteert de volheid van Christus zich in zijn lichaam, dat is de kerk. De kerk is het lichaam van Christus voor de wereld. Dat is een geweldige visie die alle modieuze opvattingen waarvan ik eerder sprak in de schaduw stelt. De kerk is geen vereniging en hoort geen tientjesleden te kennen. De kerk is de EO niet! Je houdt de kerk hoog, die draag je op handen. Voor de kerk kun je niet bedanken want hoe zou je je losmaken uit dat lichaam van de Heer? In de wereld hoort de kerk aanwezig te zijn zoals Christus in de wereld was: Dienend en uitdagend, vierend en lijdend, verenigend en oproepend tot tegenspraak. De kerk is de voorbode van de nieuwe mensheid, de kerk verenigt joden en grieken, in de kerk wordt gedeeld en het brood gebroken voor en met elkaar. Door de kerk trekt de Heer door dienst en heiliging de wereld naar zich toe.

Tenslotte treft ons in Efeze 1 de centrale plaats van de verkiezing. God heeft ons uitverkoren al voor de grondlegging der wereld, in Christus heeft God ons voorbestemd om zijn kinderen te worden, in Christus hebben we ons erfdeel ontvangen, vergeving en verlossing wordt ons toegezegd en we zijn verzegeld met de Geest van de belofte, onderpand van onze erfenis, zie de verzen 4, 5, 7, 11, 13 en 14. Het kan niet op! Paulus zingt van Gods liefde en ontferming. Ik ken niet zoveel mensen die zingen van de verkiezing. Ik ken wel mensen die nog steeds aan hun verkiezing twijfelen, vooral in kerken aan de rechterflank van de gereformeerde gezindte. Veel van die mensen hebben geen zekerheid; ze durven niet aan de maaltijd van de Heer deel te nemen, terwijl die maaltijd van de Heer nu net bedoeld is voor zondaren. Dat is nu zonde! Sommige mensen denken bij het woord verkiezing aan een nest jonge katjes: Een enkele blijft leven, de rest wordt verdronken. De onbijbelse leer van de dubbele predestinatie [God bestemt mensen van meet af aan voor tot het eeuwige leven én tot de eeuwige dood] heeft heel wat slachtoffers gemaakt en iets te vaak bepaalde romanschrijvers geïnspireerd, nee, we noemen geen namen. Dan heeft gezang 451 van het ‘Liedboek voor de Kerken’ het beter begrepen: ‘Ja eer ik nog was geboren…heeft zijn liefde mij verkoren.’ Lang voordat ik aan God toekwam, kwam God al aan mij toe. Daarom is alle gekissebis over kinder- of volwassendoop ook buiten de orde: Hoe kun je als volwassene ooit belijden dat je gelooft, als God zelf die belijdenis niet in je hart heeft doen groeien? En als dat dan toch zo is, dat God altijd de eerste is, dan mag je een kind ook dopen. En moet je zeker nalaten om iemand over te dopen. Er is maar één doop; erken die als kerken van elkaar, dan is er weer een muurtje weg. Wees niet zo hoogmoedig om alleen je eigen doop zalig te verklaren, want daar gaan wij niet over, in Rome noch in Drachten.

Met de doop, met de verkiezing, met het deel uitmaken van het ene lichaam van Christus komt overigens de opdracht mee als je vers 4 leest: Wij moeten heilig en onberispelijk zijn. De kerk mag geen aanstoot geven. Oftewel: We zijn kind van God en worden uitgedaagd het steeds meer te worden.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *