(Dit artikel is gepubliceerd in het blad Begrip 34(2009)4.)
Inleiding
De verschijning van de twee boeken van Kader Abdolah over de islamitische boodschapper en boodschap is in menig opzicht een gebeurtenis. [1][1] Beide boeken lezen bijzonder plezierig. De schrijver is er in geslaagd om boeiend, onderhoudend en begrijpelijk te schrijven; de goede beheersing van de nederlandse taal valt op. Ik schrijf dit artikel vooral om u van dienst te zijn: Ik heb nogal wat tijd besteed om uit te zoeken welk hoofdstuk in ‘De Koran’ van Kader Abdolah overeenkomt met de verschillende soera’s in de Koran. Een complete lijst daarvan volgt hieronder. Daarnaast geef ik enkele dingen door die mij opvielen zonder dat u die opmerkingen mag beschouwen als een systematische of diepgaande recensie.
De boodschapper
Met genoegen heb ik ‘De boodschapper’ gelezen. Aan de ene kant leest het boek over Mohammed als een boeiende, traditionele biografie. Het deed me hier en daar denken aan het boek over Mohammed van Martin Lings; soms dacht ik zelfs aan Ibn Hisham. Maar dit boek van Kader Abdolah is geen traditionele orthodoxe biografie. In feite ben ik verbaasd dat hij inhoudelijk dezelfde dingen kan zeggen als Rushdie in ‘De duivelsverzen’ zonder dat op z’n minst een vaderlandse islamitische storm opstak. Het blijft erg stil en ik vraag me af hoe dat komt. Wordt het boek niet gelezen? Wil men niet weer Wilders in de kaart spelen? Groeit de tolerantie? De tijd zal het leren. Laat ik wijzen op enkele passages die opmerkelijk zijn. Op p. 68 leest Mohammed voor wat de engel schreef. Maar veel moslims houden het er op dat de profeet analfabeet was. Op p. 73 wordt van Aboebakar, Omar en Osman[2][2] gezegd dat zij Mohammed onaantastbaar hebben gemaakt en dat ze hem eigenschappen hebben toegedicht die hij niet had. Op p. 96 lezen we: ‘Mohammad was gedreven, bijna bezeten. Wat hij beweerde was raar, en wat hij deed was nog vreemder. Hij loog, hij loog ontzettend veel. En hij geloofde in zijn eigen leugens. Misschien is liegen geen goed woord, hij bedacht dingen. Hij zei dat zijn Koranteksten aan hem werden geopenbaard. Maar hij verzon het allemaal. In zijn eentje. In zijn hoofd en ik [Zeeëd, JDK] genoot van zijn voorstellingsvermogen.’ Op p. 125 staat: ‘Ik, Zeeëd, verzamelde de gedachten van Mohammad en stelde een wonderlijk boek samen: de Koran. En Osman dwong de wereld om de Koran te lezen.’ Op p. 163 horen we dat bejaarde vrouwen niet worden toegelaten tot het paradijs. Maar, zo troost Mohammed zijn tante, bejaarde vrouwen worden eerst weer jong en mooi gemaakt. ‘Daarna worden ze pas op handen van knappe jongemannen naar het paradijs gebracht. Ik zal zeker iets voor u regelen, tante Sofaje.’ Alsof de profeet daartoe bevoegd is… Hoofdstuk 66 op p. 188 heet ‘De vlucht’; maar de meeste moslims zullen nooit zo over de tocht naar Medina spreken; zij zeggen dat de profeet uitweek of iets in die trant. Kader Abdolah laat zich op p. 193 discutabel uit als hij schrijft: ‘De joden bleven thuis, maar de christenen, die eeuwenlang door de joden geplaagd waren vanwege hun nietszeggende Jezus…’. Een ander voorbeeld: De vrouw van Zeeëd, Soede, is op een bepaald moment naakt op de binnenplaats en de profeet ziet en begeert haar. Hij beveelt Zeeëd zijn vrouw terug te roepen. We lezen dan op p. 197: ‘Ik [Zeeëd, JDK] zweeg. Allah zond een soera en vervloekte me.’ Even later verkondigt Mohammed een nieuwe regel, te lezen op diezelfde pagina, een regel die werd opgenomen in de Koran. Dat Mohammed de Koran naar zijn hand zet, éen van de grote struikelblokken in het boek van Rushdie, zien we ook verwoord op p. 222: ‘ “Een keer liet Ajeshe me een soera van Mohammad zien waarin hij een aparte regeling voor zichzelf had toegestaan in de Koran. Moslimvrouwen mochten zich aan de profeet geven als ze het zelf nadrukkelijk wilden. Ajeshe was woedend vanwege die tekst, woedend op Mohammad. Ze kon niet slapen van jaloezie en maakte ruzie met hem: “Wat goed van jouw Allah, dat hij je helpt met je lichamelijke verlangens.” ‘ Op p. 238 wordt eveneens verhaald hoe een soera ontstaat dank zij de ruzie van Mohammed met Ajeshe. Niet echt traditioneel klinkt de zin op p. 254: ‘Soms vergat hij [Mohammad, JDK] alles, vergat hij zijn Allah, zijn Koran, zijn Mekka, zijn leger, zijn mooie vrouwen, en dacht hij alleen aan zijn twee kleinzoontjes, Hassan en Hossein.’ Als Mohammed sterft horen we op p. 260: ‘Het is afgelopen met zijn missie. Er is geen nieuwe boodschap meer. De Koran is compleet.’
De boodschap
Wie ‘De Koran’ van Kader Abdolah leest zal dat boek minder gauw terzijde leggen dan veel mensen doen met de gewone Koran. Dat is een groot compliment. Kader Abdolah maakt de Koran echt toegankelijk. Veel soera’s heeft hij voorzien van een verklarende tekst vooraf. Hij heeft forse ingrepen gepleegd door herhalingen weg te laten en de lange soera’s drastisch in te korten. Hij presenteert op p. 7 zijn boek als een wandeling door de Koran en dat is het ook. Men moet dus niet menen dat men de Koran gelezen heeft als men het boek van Kader Abdolah uit heeft. Maar de lezing van zijn boek kan mensen ertoe uitnodigen de Koran ter hand te nemen om zelf te zien wat er staat. De titel van het boek ‘De Koran, een vertaling’ is echter te pretentieus. Het boek had beter kunnen heten: ‘Een wandeling door de Koran’ of ‘Een kennismaking met de Koran’. Nu wordt de lezer toch wat op het verkeerde been gezet, ook al heeft Kader Abdolah alle 114 soera’s bewerkt. Grote soera’s zijn enorm ingekort. Soera 2, de Koe, bijvoorbeeld telt in de vertaling van Leemhuis ruim 15 pagina’s, de arabische tekst niet meegeteld. In de weergave van Kader Abdolah blijft 6 pagina’s over. Wie alle soera’s doorleest in de weergave van Kader Abdolah en enige kennis van zaken heeft maakt al snel veel aantekeningen: Je vraagt je af waarom ontoegankelijke namen gebruikt worden als ‘Alghareto’ [p. 49], die nu weer niet verklaard worden. Of waarom een soera wordt toegevoegd die geen soera is, maar slechts toelichting, getuige de opmaak van het boek [p. 369]. Of dat een toelichting soms de geest ademt van het andere boek ‘De boodschapper’. Zo liegt de toelichting bij ‘De partijen’ [p. 279] er niet om: ‘Mohammad is te ver gegaan met vrouwen, hij wil steeds een nieuwe hebben. Hij is weer verliefd geraakt op een vrouw: dit keer op de vrouw van zijn aangenomen zoon, Zeeëd. De geruchten zijn hardnekkig en Allah komt met nieuwe maatregelen. Allah waarschuwt hem: “het is genoeg geweest, Mohammad!”’ En zo is er veel meer te noemen, maar ik beperk me tot éen ander voorbeeld: Het valt mij op dat teksten in de Koran die een positieve basis kunnen leggen voor de dialoog met joden en christenen vaak niet verwerkt zijn. Als je soera 2, de Koe, leest, dan vinden we in vers 62[3][3] de woorden dat zij die geloven – en joden en christenen worden dan uitdrukkelijk genoemd – niets te vrezen hebben; voor hen is loon bij de Heer. Zulke verzen komen vaak in de vertaling van Kader Abdolah niet terug. De verzen 113 en 116 uit die soera [dat God zal oordelen waarover joden en christenen het oneens zijn en dat christenen zeggen dat God zich een kind genomen heeft] zijn echter wel verwerkt.[4][4] In soera 3 vers 113 vinden we een bekende en heel positieve tekening van de mensen van het boek, joden en christenen. Het komt bij de weergave van Kader Abdolah niet terug.[5][5]
Al met al kun je wel vraagtekens zetten achter de aktie van de Amsterdamse Politie om het boek aan de eigen agenten met korting aan te bieden!
Positief te waarderen valt dat de auteur voorrang gaf aan de volgorde van de soera’s zoals al in de Koran aangegeven is. De auteur heeft zich in zeer veel gevallen gehouden aan de aanwijzingen van de Koran op dit punt. Een aantekening in de Koran bij soera 22 is bijvoorbeeld dat die soera neergedaald is na soera 24, zie p. 226 in de vertaling van Leemhuis. Kader Abdolah houdt daar rekening mee. Soms volgen die soera’s bij hem dan onmiddellijk na elkaar, soms ook zitten er andere soera’s tussen. Soera 24 vinden we bij Kader Abdolah op p. 299, soera 22 pas op p. 331.
Na veel zoeken heb ik alle soera’s thuis kunnen brengen. Ten gerieve van de lezer volgt hier de complete lijst zodat het eenvoudiger wordt onmiddellijk de Koran te vergelijken met het werk van Kader Abdolah. In de lijst hieronder volgen achtereenvolgens de namen van de hoofdstukken van Kader Abdolah, de pagina waarop dat hoofdstuk begint en tenslotte het nummer van de desbetreffende soera in de Koran.
Naam hoofdstuk Kader Abdolah | De pagina | Is soera … in de Koran |
De gesloten druppel | 11 | 96 |
De pen | 12 | 68 |
De in een deken gehulde | 16 | 73 |
De ommantelde | 18 | 74 |
Al Fateha | 19 | 1 |
Het Boek in den Beginne | 21 | 85 |
Een touw van vezels | 22 | 111 |
Als het dooft | 23 | 81 |
De nachtster | 25 | 86 |
Hij is de Allerhoogste | 26 | 87 |
De nacht | 27 | 92 |
Vroege morgen | 28 | 89 |
De stralende dag | 30 | 93 |
De verruiming | 31 | 94 |
De tijd en het leven | 32 | 103 |
De hard dravenden | 32 | 100 |
Een wonderlijke vijver | 33 | 108 |
Nog meer willen | 34 | 102 |
Geven | 35 | 107 |
De ongelovigen | 35 | 109 |
De olifanten | 37 | 105 |
Het morgenlicht | 38 | 113 |
De mensen | 39 | 114 |
De overgave | 40 | 112 |
De ster | 41 | 53 |
Hij keek boos | 44 | 80 |
De nacht van de Ghadr | 46 | 97 |
De zon | 46 | 91 |
De vijgen | 48 | 95 |
De stam Ghoreish | 48 | 106 |
Alghareto | 49 | 101 |
De opstanding | 50 | 75 |
De roddelaar | 52 | 104 |
De uitgezondenen | 52 | 77 |
Gha | 55 | 50 |
De stad Mekka | 58 | 90 |
De maan | 60 | 54 |
De letter s | 63 | 38 |
De verhogingen | 67 | 7 |
De djinns | 77 | 72 |
Já Sin | 79 | 36 |
De onderscheiding | 84 | 25 |
De Maker | 90 | 35 |
Maria | 94 | 19 |
Taha | 99 | 20 |
De herrijzenis | 105 | 56 |
De dichters | 109 | 26 |
De mieren | 116 | 27 |
De verhalen | 121 | 28 |
De nachtreis | 126 | 17 |
Joenes | 131 | 10 |
Hud | 138 | 11 |
Joesef | 146 | 12 |
De stad Alhadjr | 156 | 15 |
Het vee | 160 | 6 |
Rij aan rij | 169 | 37 |
Logman | 174 | 31 |
Het volk Saba | 178 | 34 |
Groep na groep | 183 | 39 |
De Vergevende | 188 | 40 |
Het is mooi geschreven | 191 | 41 |
Beraad! | 194 | 42 |
Sieraden en pracht | 198 | 43 |
De rook | 202 | 44 |
Zij die neerknielden | 204 | 45 |
De zandheuvels | 206 | 46 |
De winden | 209 | 51 |
Het allesbedekkende | 211 | 88 |
Kahaf | 212 | 18 |
De bijen | 217 | 16 |
Noeh | 223 | 71 |
Ibrahim | 225 | 14 |
De profeten | 228 | 21 |
De gelovigen | 233 | 23 |
Wacht | 238 | 32 |
De berg | 241 | 52 |
Het koninkrijk | 243 | 67 |
De alhagge | 245 | 69 |
De trap naar de hemel | 248 | 70 |
Het bericht | 250 | 78 |
De engelen des doods | 252 | 79 |
De dag der bestraffing | 253 | 82 |
Het barsten | 254 | 84 |
Rome | 255 | 30 |
De spin | 259 | 29 |
Zij die ondermaats geven | 263 | 83 |
De koe | 264 | 2 |
De oorlogsbuit | 271 | 8 |
Het volk Emran | 275 | 3 |
De partijen | 278 | 33 |
Zij die op de proef worden gesteld | 284 | 60 |
De vrouwen | 288 | 4 |
De echtscheiding | 297 | 65 |
Het licht | 299 | 24 |
De woordenwisseling | 305 | 58 |
Verboden | 308 | 66 |
De aardbeving | 311 | 99 |
Het ijzer | 311 | 57 |
Mohammad | 315 | 47 |
De donder | 317 | 13 |
Hij is verheven | 321 | 55 |
De mens | 325 | 76 |
Het bewijs | 327 | 98 |
Doen verdrijven | 328 | 59 |
Hadj | 331 | 22 |
De huichelaars | 336 | 63 |
De kamers! | 338 | 49 |
De dag van de wroeging | 341 | 64 |
De rij | 344 | 61 |
Vrijdag | 346 | 62 |
Het vredesakkoord | 349 | 48 |
De tafel | 352 | 5 |
Het berouw | 360 | 9 |
De overwinning | 368 | 110 |
[6][1] Kader Abdolah, De boodschapper en De Koran, De Geus 2008, ISBN 978 90 445 0913 7.
[2][2] De schrijfwijze is van Kader Abdolah.
[3][3] Ik verwijs naar de vertaling van Leemhuis.
[4][4] Kader Abdolah, De Koran, p. 267.
[5][5] Kader Abdolah, De Koran, p. 275-278.