Het ontstaan van de Koran

– grote werkzaamheid voor het Fries Godgeleerd Gezelschap, december 2023-

Inleiding

Het ontstaan van de Bijbel is in nevelen gehuld. De Pentateuch kent allerlei bronnen. In samenhangende historische boeken zoals Samuël zitten allerlei onvolkomenheden: Saul stelt David aan als harpspeler maar als diezelfde David iets later Goliath doodt moet Saul vragen: wie is dat? Het bestaan van David en Salomo wordt niet of nauwelijks door buiten-bijbelse bronnen bevestigd. De profetische boeken zijn vaak een warboel, Jesaja voorop. De evangeliën hebben bronnen die we niet kennen zoals Q en wie Johannes schreef blijft in raadselen gehuld. Wie de dateringen in Handelingen legt op de brieven van Paulus loopt vast: in Handelingen geen woord van Paulus in Arabië of ‘na veertien jaar weer in Jeruzalem’ [Gal. 1:17 en 2:1]. 1 Thessalonicenzen is van Paulus maar 2 ook? En de pastorale brieven? Eeuwen onderzoek van de Bijbel heeft ons in allerlei opzichten veel verder geholpen maar zeker weten  we maar weinig.

Eenzelfde conclusie kunnen we trekken voor de Koran. De bedoeling van dit artikel is om informatie te geven over recente discussies rond het ontstaan van de Koran (en de vroege islam). De meeste boeken o.a. waar Eildert Mulder hieronder naar verwijst heb ik niet zelf gelezen: ze zijn zeer specialistisch en mijn kennis van het Arabisch is te oppervlakkig om die boeken kritisch te evalueren; bovendien is daarnaast goede kennis nodig van Aramees, Assyrisch, Ethiopisch, Punisch, Egyptisch etc., kennis die ik ontbeer. Dus hieronder bied ik een overzicht van de meest voorkomende discussies rond het ontstaan van de Koran waardoor in ieder geval duidelijk wordt dat het traditionele islamitische verhaal aardig is om kennis van te nemen maar wetenschappelijk van weinig waarde is. 

1. De ontstaansgeschiedenis van de Koran volgens orthodoxe moslims en enkele vragen

Orthodoxe moslims baseren zich op de Koran, de hadieth (uitspraken van Mohammed), de biografieën van de profeet en de oude geschiedschrijvers. Ze menen: 40 jaar na de dood van de profeet is er al een islamitisch wereldrijk en de Koran, geschreven in het Arabisch (een vertaalde Koran is geen Koran),  werd door de engel Gabriël geopenbaard aan Mohammed (570-632) gedurende 23 jaar. Het boek bevat 338.606 letters, 79.934 woorden, 6.225 verzen (aayaat, tekenen, want elk vers is een wonder), 114 soera’s en 30 sipara’s zodat het boek in een maand, tijdens de Ramadan bijvoorbeeld, (voor)gelezen kan worden. 90 soera’s werden geopenbaard in Mekka; ze zijn kort, orakelachtig en gepassioneerd. De andere 24 zijn geopenbaard in Medina; ze zijn lang en bevatten veel voorschriften (in Medina was de profeet ook staatsman). De profeet reciteerde de verzen aan zijn metgezellen; op steen, hout, leer kamelenbotten en palmbladeren werden fragmenten opgeschreven. Papyrus is ook vast en zeker gebruikt.[1] Toen, na een militaire veldtocht, veel moslims gesneuveld waren die de hele Koran konden reciteren, werd aangedrongen op een schriftelijke vastlegging van het boek. Volgens de traditie begon de eerste kalief Aboe Bakr daarmee. Hij gaf opdracht aan Zaid, secretaris van de profeet, om de openbaringen op te schrijven. Hafsa, een weduwe van de profeet, speelde een grote rol, alsmede  Oemar, de 2e opvolger van Mohammed (beiden rechtgeleide kaliefen). De derde rechtgeleide kalief Oethmaan verzorgde rond 651 de definitieve, geauthoriseerde versie; alle andere versies werden vernietigd.[2] Hij zond ‘zijn’ Korans naar Damascus, Koefa, Basra etc. ‘Deze afschriften waren echter geschreven in het zeer behoeftige vroeg-Arabische schrift, dat aangevuld moest worden met de kennis die in de geheugens van duizenden “reciteerders” waren opgeslagen.’[3] In de tiende eeuw werd in Bagdad beslist dat er zeven correcte manieren waren om de Koran te lezen[4], maar uiteindelijk werden dat tien of veertien manieren. Tegenwoordig zijn twee lezingen in zwang: de Egyptische en de Afrikaanse (minus Egypte).[5] Volgens de overlevering bevindt zich in het Topkapi Paleis in Istanbul zo’n oeroude Koran van Oethmaan. Maar na onderzoek blijkt dat die Koran pas dateert van 100 jaar later en bovendien zijn er correcties in aangebracht.[6] Veel blijft onduidelijk: waarom had Zaid geen Koran klaar? Hij schreef alles op, althans moest dat doen. Waarom werd de eerste officiële tekst een kleine 20 jaar niet gepubliceerd?[7] Bovendien: klinkers ontbraken, medeklinkers die ongeveer dezelfde vorm hadden, werden door elkaar gehaald. Nog belangrijker is dat in oude handschriften van de Koran maar 15 letters voorkomen (nu 28), dus één teken kon staan voor twee of meer medeklinkers.[8] Nog eeuwenlang citeerden gerenommeerde commentaren op de Koran van at-Tabari of az-Zamakhshari oudere en andere versies van de Koran die Oethmaan niet opgenomen of verbrand had.[9] Er bestaan enkele lijsten met meer dan 1000 afwijkende lezingen, vergeleken met de huidige Koran.[10] Ook de volgorde van de soera’s is aan discussie onderhevig. De vraag of de huidige Koran alles bevat wat de profeet aan openbaringen doorkreeg is niet te beantwoorden. Zo zijn er ook historische vragen rond de rechtgeleide kaliefen: omdat ze geen munten nalieten beweert Popp dat ze niet bestaan hebben; Suliman Bashear beweert in zijn publicaties dat de Abbasieden (Bagdad, 750-950) de Oemayaden (Damascus, 661-750) verguisd hebben en hun administratie vernietigden. De ‘rechtgeleide kaliefen’ waren hoogstens mensen die je kunt vergelijken met de Oudtestamentische richters.[11]

2. Iets over de inhoud van de Koran

De eerste openbaring is waarschijnlijk soera 96:1 –Lees op, in de naam van uw Heer, die geschapen heeft. De Koran kent wel verhalende gedeelten, vaak over Mozes, maar bevat geen grote, samenhangende verhalen, op soera Jozef na (elke soera heeft een naam); we vinden vooral historische verzen en wetten. Op één na (de 9e) beginnen alle soera’s aldus: Bismillaah ir-rahmaan ir-rahiem (in de naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle). God heeft 100 namen, waarvan er 99 in de Koran geopenbaard zijn. Vrome moslims hebben een ‘rozenkrans’ met 33 kralen; als men 3x rond is hebben ze alle namen van God gezegd. Centraal staan in de Koran Gods barmhartigheid, eenheid, leiding en het komende gericht.[12]. De eerste soera van de Koran wordt dagelijks gebeden bij de salaat. Voor de meeste moslims is de Koran een heilig boek dat men met veel respect behandeld: een Koran leg je niet op de grond maar op een standaard. De volgorde van de soera’s is niet chronologisch. Voor moslims is het heel belangrijk te weten hoe oud een soera is (vroeg Mekkaans, laat medinensisch), want een latere openbaring kan een eerdere corrigeren. Een soera kan gedeelten bevatten die uit een verschillende tijd stammen, bijvoorbeeld soera 11. Veel gedeelten van nogal wat soera’s zijn overigens niet nauwkeurig te dateren.[13] De Koran heeft het Arabisch als taal zeer ontwikkeld. Dat Mohammed niet zou kunnen lezen of schrijven, zoals veel moslims beweren, is uiterst onwaarschijnlijk[14]: het maakt het wonder dat de Koran is groter… Overigens is het een fout te denken dat Mohammed of mensen in die tijd klassiek Arabisch spraken: ‘Klassiek Arabisch is een kunsttaal…volgens Stroomer pas drie eeuwen na de Koran ontworpen door grammatici’.[15] Het Arabisch van de Koran bevat ook invloed vanuit Ethiopië; zo zijn minbar (preekstoel) en mi’raadj (hemelvaart van Mohammed) Ethiopische woorden.[16]

3. Joodse en christelijke invloeden op de Koran

Joden en christenen worden in de Koran mensen van het boek genoemd. Moslims worden opgeroepen om met hen alleen op de beste manier te discussiëren (K. 29:46) of, bij twijfel, hen zelfs te raadplegen (K. 10:94). In de Koran is Jezus de enige mens zonder zonde, bekleed met de Heilige Geest. De maagdelijke geboorte en de onbevlekte ontvangenis worden door de Koran bevestigd. Jezus is profeet, geen Zoon van God. De Koran lijkt de kruisiging te ontkennen (maar daar is discussie over mogelijk) en verwerpt de Drieëenheid: God nam Zich geen vrouw… Verder vind je van het NT weinig terug in de Koran; wel keert terug: Jezus kreeg het evangelie. Veel meer wordt herinnerd aan Mozes en Abraham. Zij kregen ‘bladen’, Mozes kreeg de tora, David kreeg de psalmen. Praktisch nergens wordt de Bijbel letterlijk geciteerd. Als er verschillen zijn tussen de Koran enerzijds en de Bijbel anderzijds dan menen moslims dat joden en christenen de ene openbaring hebben aangetast: ze hebben stukken weggelaten of verdraaid…

‘De periode voor de komst van de islam wordt omschreven als djahiliyya wat ‘onwetendheid’ betekent… Het pré-islamitische Arabië werd gezien als een periode van totale wetteloosheid, chaos en pure barbaarsheid en het was de islam die hieraan een einde maakte’.[17] Op deze visie is veel af te dingen: van Paulus weten we dat hij Arabië bezocht heeft (Galatenbrief); Origines was in de 3e eeuw met een aantal bisschoppen aanwezig op twee synodes van Arabische christenen en de synode van Nicea, 325, werd door twee Arabische christenen bijgewoond.[18] In Najran, ten noorden van de grens tussen Jemen en Saoedi-Arabië woonden veel christenen; tijdens een bezoek aan Medina hebben zij Mohammed ontmoet want toen enkele christenen uit Najran Medina bezochten en gingen bidden in de moskee aldaar maakten moslims bezwaar, maar Mohammed gebood hun hen ongemoeid te laten. Bovendien wordt op drie plaatsen in de Koran verwezen naar gebeurtenissen die de christenen in Najran overkwam: in hun stad werd door een Joodse koning een bloedbad aangericht.[19] Vervolgens: in november 2022 werd in de Verenigde Arabische Emiraten een oud christelijk klooster opgegraven uit de 6e eeuw. Die vondst doorbrak het taboe dat in dat gebied nooit sprake was geweest van christelijke aanwezigheid.[20] In Bir Hima zijn enkele jaren geleden door prof. Imbert uiterst belangrijke Arabische inscripties gevonden uit 470, de oudste in de Arabische taal en 150 jaar vóór de islam ontstond. Op alle inscripties zien we een christelijk kruis en er zijn christelijke namen, vermoedelijk van christelijke martelaren uit Najran, gedood door joodse strijders van het koninkrijk Himyar, dat machtig werd in de 4e eeuw en lag op het zuidelijk deel van het Arabische schiereiland.[21] In 622, toen Mohammed uitweek naar Medina, woonden daar drie joodse stammen; er werd een verdrag gesloten: ‘gij uw godsdienst, ik de mijne’. Mohammed nam een aantal gebruiken van hen over; zo was de gebedsrichting Jeruzalem. Er was meer: de asjoera vastenop de tiende dag van de eerste maand kwamen overeen met Grote Verzoendag en de instelling van een gebed op het middag van de dag was eveneens joods.[22] Mohammed verwachtte veel bijval van joden en christenen; hij meende dat hij min of meer dezelfde boodschap bracht, maar dan in het Arabisch. Maar al snel gaat het mis: de joden wordt verweten dat ze heulden met de tegenstanders van Mohammed; in 624 en 625 worden twee joodse stammen verbannen; palmbomen worden omgehakt. Van de derde joodse stam worden daarna 600 mannen gedood wegens verraad.[23] De gebedsrichting veranderde van Jeruzalem in Mekka.

4. Nieuwe inzichten

Ohlig en Puin publiceerden Die dunklen Anfänge; in dat boek uitten 12 wetenschappers hun twijfels over het traditionele verhaal over de beginperiode van de islam. Ze menen: veel wetenschappers zouden afstand moeten nemen van het traditionele islamitische verhaal maar hebben het lef niet. De archeologie ondersteunt de orthodoxe lezing niet. ‘Historische munten vertellen vaak een ander verhaal dan moslimgeschiedschrijvers. De oudste biografie van de profeet dateert van ruim honderd jaar na diens dood.’[24] Biografieën lijken vooral bedoeld om de Koran van een context te voorzien en zijn daarom onbetrouwbaar. En de tekst van de Koran staat niet vast.[25] ‘Ohlig laat zien dat het antieke Syrisch-Arabische christendom frappante overeenkomsten vertoont met de latere islam. De muntendeskundige Volker Popp probeert aan te tonen dat de eerste kaliefen, die in Syrië zetelden, zichzelf nog als christenen zagen.’[26] Volgens Luxenberg is de oude Korantekst geen zuiver Arabisch, maar doordrenkt van Aramees, 1500 jaar de leidende cultuurtaal van het Midden-Oosten. Hij schreef Die Syro-Aramäische Lesart des Koran. Luxenberg: in de Koran staat veel Aramees, en via die taal kunnen duistere passages in de Koran beter begrepen worden; in de begintijd was het Arabisch nog een verzameling van gesproken dialecten. Hij toonde aan dat de maagden in het paradijs, waar de terroristen zo naar uitkijken bij hun zelfmoord acties, in werkelijkheid druiven zijn; treurig nieuws…[27] Het Aramees in de Koran werd niet herkend omdat de Koran de enige oud-Arabische tekst is; vergelijkingsmateriaal ontbreekt, en zo werd Aramees aangezien voor Arabisch. Saoedische bedoeïenen spreken nog Nabati, een ander woord voor Aramees. Volgens Luxenberg is Mekka een Aramese naam en Koran ook: het komt van qeryaan = (Latijns) lectionarium.[28] Veel inzichten, geuit in Die dunklen Anfänge, waren al eerder, rond 1975, gepubliceerd door Edward Said, een Palestijns literatuurwetenschapper.[29] In 1972 werden in Jemen oeroude Koranfragmenten gevonden, de oudste kwam uit 690, 60 jaar na de dood van de profeet. Dat fragment is net zo oud als het muntje uit 696 met daarop soera 112.[30] Het waren 20.000 fragmenten, die gerestaureerd werden door Puin. Hij kwam o.a. het woord mlk  tegen. Natuurlijk ontbraken de klinkers. Hoe dit woord te vertalen? Als malik (koning), moelk (koningschap), milk (eigendom), mallaak (eigenaar), malaak (fundament) of malak (engel)? Kortom, de latere vocaaltekens waren een eerste exegese! Verwarring was er tussen de b en de t, allebei ‘een bootje’. Puin: de 7, 10 of 14 verschillende manieren om de Koran te lezen gaan terug op lees- en schrijffouten![31]

In een roemruchte bijdrage stelt Luxenberg soera 97 aan de orde.[32] Daar staat volgens de vertaling van Kramers: In de naam van God de Barmhartige Erbarmer. Wij hebben haar nedergezonden in de nacht der Maat. En wat doet u kennen wat de nacht der Maat is? De nacht der Maat is beter dan duizend maanden. In haar dalen neder de engelen en de Geest met verlof van hun Heere krachtens elke bestiering. Heil is zij tot de opgang van de dageraad. Volgens orthodoxe moslims gaat het hier om de nederzending van de Koran in de nacht tussen de 26e en 27e dag van de maand ramadan. Bell en Paret kregen al, door de combinatie van engelen, nacht en vrede, associaties met de kerstnacht. Luxenberg combineerde de betekenis van Arabische (of Aramese?) woorden met andere klinkers en een andere betekenis van de ongevocaliseerde woorden en meent dat de vertaling van deze soera aldus moet zijn: Wij hebben hem (= Jezus) in de nacht van de lotsbestemming (van de geboortester) laten afdalen. Hoe weet u, wat de nacht van de lotsbestemming is? Die nacht is rijker aan genade dan duizend nachtwakes. De engelen brengen daarin, met toestemming van hun Heer, allerlei hymnen ten gehore. Vrede is die nacht tot het aanbreken van de ochtendschemer.[33]  Dit voorbeeld maakt duidelijk hoe ingrijpend de moderne kritiek op het ontstaan van de Koran kan zijn en hoe belangrijk die kritiek kan worden voor de dialoog tussen moslims en christenen.

We begonnen hierboven met de constatering dat orthodoxe moslims zich baseren op de Koran, de hadieth, de biografieën van de profeet en de oude geschiedschrijvers. Kritische geleerden menen dat er in de Koran weinig steun is voor de levensbeschrijvingen van de profeet, ‘van wie het in de Koran onduidelijk is of hij Mohammed heet’.[34] En is de Koran in 22 jaar ontstaan? Luxenberg houdt het er op dat tussen de Mekkaanse en Medinensische soera’s minimaal een eeuw zit, en dat meende de Amerikaanse onderzoeker Wansbrough eveneens.[35] Israëlische onderzoekers Yehuda Nevo en Judith Koren publiceerden in 2003 het boek Crossroads to Islam en meldden dat ze in rotsinscripties langzamerhand de islam zien ontluiken, niet vóór maar ná de stichting van een Arabisch rijk: Arabieren vulden de leemte op die Constantinopel liet vallen. Via een muntenanalyse komt Popp tot dezelfde conclusie.[36] Belangrijk is de inscriptie van de in 692 gebouwde Rotskoepel in Jeruzalem: Mohammed is de gezant van God, al vertaalt Luxenberg ‘Mohammed’ als ‘prijzenswaardig’ , en dat kan ook… De naam Mohammed begint na 692 ook op munten te verschijnen.[37]

Ohlig (hoogleraar kerkgeschiedenis in Saarland) en anderen wijzen nog op een andere zaak: we treffen in de Koran veel sporen aan van het Arabisch-Syrische christendom. De Syrische theologie legde het af tegen het hellenistisch christendom dat vanaf de 4e eeuw (Nicea) de overhand kreeg. Syrische theologen werden veroordeeld. De oude Syrische theologie overleefde bij Arabische stammen in de woestijn. Zij zagen Jezus als Abdallah, knecht van God, niet Zoon van God. ‘De weerslag van die christelijke Arabische stamgodsdienst…is terug te vinden in de Koran en vooral ook in de mozaïektekst aan de binnenkant van de Rotskoepel in Jeruzalem’.[38] Dissidente islamologen hebben weinig op met de biografieën van de profeet, die weinig steun krijgen vanuit de Koran en ze hebben ook sterke twijfel bij de verhalen van de latere geschiedschrijvers. Ze bestrijden de centrale rol van Mekka en Medina in die begintijd en menen dat ‘de islam is ontstaan in een geleidelijk proces dat pas in de negende eeuw zijn voltooiing bereikte, dus ruim een eeuw na de bouw van de Rotskoepel’.[39] Popp: ‘De eerste vier kaliefen, die vanuit Medina zouden hebben geheerst, hebben volgens hem nooit bestaan, er is geen archeologisch bewijs en ook op munten komen ze niet voor. Iran en de Perzische cultuur hebben bij de vorming van de islam een veel grotere rol gespeeld dan meestal wordt aangenomen. Voor die stelling krijgt Popp steun van de beroemde negentiende-eeuwse, Hongaarse islamoloog Ignaz Goldziher, al gaat die minder ver dan Popp. Het Arabische Rijk was er, in de visie van Popp, al voordat de islam zich als een aparte godsdienst had geprofileerd en de eerste Arabische vorsten waren christenen en geen islamitische kaliefen, zoals ze de geschiedenis zijn in gegaan. De plaats van handeling lag ver ten noorden van Mekka en Medina: Irak, Iran, mogelijk zelfs Afghanistan, later in Jeruzalem en Damascus en ten slotte in Bagdad, maar nooit in Mekka en Medina[40]. ‘Een van de redenen dat Popp de voorkeur geeft aan munten is dat ze ouder zijn. De bekende Arabische geschiedschrijvers dateren van zo’n anderhalve eeuw later, de munten komen uit de tijd zelf…Hij constateert een ontwikkeling van ongeveer anderhalve eeuw, waarin de rotsinscripties van strekking veranderen. Eerst zijn ze vaag monotheïstisch, pas op den duur nemen ze de trekken aan van de islam. Ook volgens Nevo was er eerst het Arabische Rijk en ontwikkelde daarin zich pas later in een geleidelijk proces de islam.

Wat Nevo deed met inscripties, doet Popp met munten. Enthousiast laat hij in een catalogus een munt zien uit de tijd van Muawiya, de stichter van de eerste kaliefendynastie van de Ummayaden. Detail: De Ummayaden noemden zichzelf, blijkens hun munten, aanvankelijk helemaal niet kaliefen, dat deden ze pas later. Op de munt, die Popp laat zien, zijn het hoofd van Johannes de Doper, een duif en een kruis afgebeeld. Op een andere munt staan de Byzantijns-Griekse letters CION – geslagen in Zion, Jeruzalem dus. Er zijn munten waarop vissen zijn afgebeeld, een christelijk symbool bij uitstek, hoewel het ook bij de klassieke, polytheïstische godsdiensten voorkomt. Hoe dan ook, vissen, kruis, Johannes de Doper, het ruikt niet echt naar de islam zoals we die nu kennen.

Er wordt, ter verdediging, door moslims gezegd dat het van de grote tolerantie van de oude moslimvorsten tegenover hun christelijke onderdanen getuigt dat ze al die symbolen op hun munten toelieten. En dat de moslims van die periode graag gingen vissen in het Meer van Tiberias. Dat afgehakte hoofd is dan weer van een verslagen vijand. De duif wordt in de muntcatalogi aangezien voor een jachtvalk of een adelaar. Maar Popp gelooft er niets van. “Het is nog nooit gebeurd dat overwonnenen bepaalden wat er op munten kwam te staan”, zegt hij. De vermeende valk liet hij aan een ornitholoog zien en ook die kon er alleen maar een duif van maken. Popp trekt uit de muntopschriften de conclusie dat de eerste Ummayaden-vorsten nog christenen waren en dat ze geloofden in een spoedig einde der tijden. Toen dat uitbleef veranderden meteen de symbolen op hun munten, die vanaf dat tijdstip niet meer uit Jeruzalem maar uit Damascus komen’.[41]

Vanuit een heel andere hoek en discipline komt een theorie die aansluit bij wat hierboven gezegd is. Robert Kerr, met o.a. kennis van semitische en Ethiopische talen naast kennis van Assyrische, Egyptische en Punische talen, beweert dat de Koran niet in Mekka of Medina ontstaan kan zijn omdat anders de oudste handschriften van de Koran in een ander alfabet zouden zijn opgeschreven. De Koran is ontstaan in Noord-Arabië, niet ver van Petra in een gebied dat onzer Perzische invloed stond. De oudste handschriften van de Koran zijn opgeschreven in het antieke, dubbelzinnige proto-klassieke Arabisch. Maar in het zuiden, waar Mekka en Medina lagen, gebruikte men toen het Jemenitisch Zuid-Arabische schrift, dat lettertekens heeft voor alle semitische basisklanken en het Arabisch perfect kan weergeven terwijl lettertekens uit de Koran soms wel zeven verschillende betekenissen kunnen hebben.[42] Wat zich steeds weer wreekt is het ontbreken van een wetenschappelijk historisch etymologisch woordenboek want het Arabisch van de Koran is geïsoleerd en vergelijkingsmateriaal ontbreekt.

Omdat ‘Mohammed’ als ‘prijzenswaardig’ vertaald kan worden, ontkennen sommigen dat er ooit iemand als Mohammed geweest is. Daartegen pleit dat de christelijke monnik Penkaye 50 jaar na de dood van Mohammed een wereldgeschiedenis schrijft waarin hij Mohammed bij name noemt als een religieus en politiek leider. Dissidente islamologen denken ‘dat Mohammed in de tekst in de rotskoepel van Jeruzalem nog een adjectief bij Jezus is. Maar die koepel dateert van tien jaar na Penkaye, die Mohammed al als persoon zag’.[43]  Reinink, hoogleraar in Groningen, die Aramees doceerde en op Penkaye wees, meent ook dat de islam in Arabië ontstond: niets wijst op Irak, Iran of Afghanistan.[44] ‘Dat christelijke bronnen pas vanaf 660 een vage notie krijgen van een nieuwe religie, ondergraaft het klassieke verhaal waarin de islam als een plotselinge bliksemschicht verschijnt. Het ondersteunt verder waarnemingen van de Duitse muntendeskundigen en Irankenner Volker Popp. Hij ziet pas omstreeks 660 op munten, in Iran geslagen, voor het eerst opschriften met Mohammed’.[45]

Kent de Koran één auteur? Het probleem met de Koran is dat er nooit een wetenschappelijke tekstkritische uitgave is verschenen zoals bijvoorbeeld bij het Nieuwe Testament. Structurele verschillen in idioom, woordgebruik en stijl die kunnen wijzen op meer dan één auteur zijn niet of nauwelijks onderzocht. De in 1973 overleden kritische Egyptische schrijver Taha Hoessein kon zich moeilijk voorstellen dat de Mekkaanse en Medinensische soera’s van dezelfde auteur konden zijn.[46] ‘Zo zijn er diverse uitdrukkingen voor “de jongste dag”. Eén komt in de Mekkaanse hoofdstukken veertien maal voor en ontbreekt in “Medina”. Een andere figureert vijfmaal in “Mekka” en nul maal in “Medina”. De specifieke woorden voor “joden” en “christenen” komen uitsluitend in het Medinensische deel voor. Er zijn woorden voor “profeet”, die vrijwel alleen in het Mekkaanse gedeelte te vinden zijn. Jezus is typisch “Medina”, Mozes komt vaker in “Mekka” voor en Mohammed figureert uitsluitend in “Medina”.[47] Ook de Russische geleerde Belyaev wijst op de grote taalkundige en stijlverschillen tussen Mekkaanse en Medinensische soera’s. Ook hij gaat uit van meerdere auteurs en stelt vragen bij Mekkaanse verzen in soera’s uit Medina en omgekeerd.[48]

Tenslotte

De eminente Pakistaanse geleerde Fazlur Rahman zei ooit: ‘de Koran is geheel en al woord van God en ook geheel het woord van Mohammed’. Hij moest daarna al zijn functies opgeven en moest de wijk nemen naar de Verenigde Staten.[49]

De eerste reeks artikelen van Eildert Mulder en Thomas Milo, die eerst in Trouw werden gepubliceerd, verschenen later in boekvorm, getiteld De omstreden bronnen van de islam, Meinema, Zoetermeer, 2012, 438 pp. 


[1] Bell en Watt, Introduction tot he Qur’an, Edinburgh 1970, p.32.

[2] Zie bijvoorbeeld Hasan en Waheed, An Introduction tot he study of Islam, Lahore 1974, p. 59vv.

[3] Gibb, De islam, Meppel 1981, p. 53.

[4] Bell en Watt, a.w., p. 49.

[5] Leemhuis, in Waardenburg (red.), Islam,Weesp 1984, p. 71 en 72.

[6] Zie Brubaker, Corrections in Early Qur ‘an Manuscritpts, twenty Examples, Lovetsville, 2019.

[7] Zo Leemhuis, a.w., p. 70.

[8] Eildert Mulder, ‘Oeroude correctie in korantekst aangetoond’, Trouw, 31 maart 2008.

[9] Bell en Watt, a.w., p. 44.

[10] Bell en Watt, a.w., p. 45.

[11] Eildert Mulder, ‘De allervroegste periode van de islam is in mist gehuld’, Trouw, 1 december 2022.

[12] Geijbels en Kraan, Islam in kort bestek, Delft 1988, p. 17.

[13] Leemhuis, a.w., p. 80.

[14] Bell en Watt, a.w., p. 34-36. Cf.prof. Stroomer (hoogleraar in Leiden) in Eildert Mulder, ‘De profeet dronk thee noch Fanta’,

   Trouw, 12 Juni 2012.

[15] Cf. Eildert Mulder, ‘De profeet dronk thee noch Fanta’, Trouw, 12 Juni 2012.

[16] Eildert Mulder, ‘De profeet dronk thee noch Fanta’, Trouw, 12 Juni 2012.

[17] Martin Jansen, Sporen van een joods en christelijk verleden in de islam, Friesch Dagblad, 17 april 2023.

[18] Slomp, ‘De ontmoeting van de profeet Mohammed met de Christenen uit Najran en de huidige dialoog tussen Moslims en

  Christenen’ in Dialoog, red. Halbertsma en Van Bommel, Zoetermeer 1994, p. 234.

[19] Slomp, a.w., p. 234vv.

[20] Martin Jansen, Sporen van een joods en christelijk verleden in de islam, Friesch Dagblad, 17 april 2023.

[21] Martin Jansen, Sporen van een joods en christelijk verleden in de islam, Friesch Dagblad, 17 april 2023.

[22] Gibb, De islam, Meppel 1981, p. 48.

[23] Wessels, De Koran verstaan, Kampen 1986, p. 150.

[24] Eildert Mulder, ‘Tekst van Koran staat niet vast’, Trouw, 3 maart 2006.

[25] Eildert Mulder, ‘Tekst van Koran staat niet vast’, Trouw, 3 maart 2006.

[26] Eildert Mulder, ‘Tekst van Koran staat niet vast’, Trouw, 3 maart 2006.

[27] Eildert Mulder, ‘Oude Koranversies wijken sterk af’, Trouw, 10 maart 2006.

[28] Eildert Mulder, ‘Gemorrel aan het dogma van de Arabische Koran’, Trouw, 16 maart 2006.

[29] Eildert Mulder, ‘Gemorrel aan het dogma van de Arabische Koran’, Trouw, 16 maart 2006.

[30] Maar sommigen menen dat bepaalde fragmenten ouder zijn dan 610, toen de openbaringen aan Mohammed begonnen!, zie

    Eildert Mulder, ‘Oeroude correctie in korantekst aangetoond’, Trouw, 31 maart 2008.

[31] Eildert Mulder, ‘Oude Koranversies wijken sterk af’, Trouw, 10 maart 2006.

[32] Zie Streit um den Koran. Die Luxenbergdebatte, Verlag Hans Schiller, Berlijn, 2005. Cf. Eildert Mulder, ‘Sporen van islamitische kerstnacht’, Trouw, 24 maart 2006.

[33] Cf. Eildert Mulder, ‘Sporen van islamitische kerstnacht’, Trouw, 24 maart 2006.

[34] Eildert Mulder, ‘De islam van de rotsen’, Trouw, 12 april 2006.

[35] Eildert Mulder, ‘De islam van de rotsen’, Trouw, 12 april 2006.

[36] Eildert Mulder, ‘De islam van de rotsen’, Trouw, 12 april 2006.

[37] Eildert Mulder, ‘De islam van de rotsen’, Trouw, 12 april 2006.

[38] Eildert Mulder, ‘Koran bevat nieuws over het vroegste christendom’, Trouw, 20 juni 2006.

[39] Eildert Mulder, ‘Koran bevat nieuws over het vroegste christendom’, Trouw, 20 juni 2006.

[40] Eildert Mulder, ‘Munten verraden een andere bakermat’, Trouw, 29 juni 2006.

[41] Eildert Mulder, ‘Munten verraden een andere bakermat’, Trouw, 29 juni 2006.

[42] Eildert Mulder, ‘De Koran ontstond niet in Mekka en Medina’, Trouw, 4 augustus 2012.

[43] Eildert Mulder, ‘Christen zag pas laat dat islam nieuw was’, Trouw, 13 november 2007.

[44] Eildert Mulder, ‘Christen zag pas laat dat islam nieuw was’, Trouw, 13 november 2007.

[45] Eildert Mulder, ‘Christen zag pas laat dat islam nieuw was’, Trouw, 13 november 2007.

[46] Eildert Mulder, ‘Bestudeer Koran net als tekst van de Bijbel’, Trouw, 18 december 2007.

[47] Eildert Mulder, ‘Bestudeer Koran net als tekst van de Bijbel’, Trouw, 18 december 2007.

[48] Eildert Mulder, ‘Het ontstaansverhaal van de Koran barst van de tegenstrijdigheden’, Trouw, 17 november 2022.

[49] Slomp, ‘De Koran, weg naar God voor moslims’, in Schrift, no.91, april 1984.

Dr. Jan Slomp, een gedegen, bevlogen en invloedrijk islamoloog

Jan werd op 7 december 1932 in Hardenberg geboren en stierf op eerste Kerstdag na een bacteriële infectie. Hij was slechts enkele dagen ziek en was op allerlei gebieden nog zeer actief. Nog in december mailde hij me over een artikel dat zijn en mijn werk besprak. Ik ken Jan bijna een halve eeuw: in 1978 volgde ik hem op aan het Christian Study Centre in Rawalpindi, Pakistan, al deed ik niet hetzelfde werk;  bij terugkomst in Nederland in 1985 werd ik in Leusden tot 1989 zijn directe collega, al beperkte mijn werkveld zich tot moslimkinderen op christelijke scholen.

Het leven van Jan kende twee polen: de islam en het verzet. Zijn leven werd voor een deel gestempeld door het verzetswerk van zijn vader in de Tweede Wereldoorlog, ds. Frits Slomp (1898-1978), in de oorlog aangeduid als Frits de Zwerver. Zijn vader stond aan de wieg van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers, L.O. Jan Slomp vertelde verhalen tijdens herdenkingen; ook sprak hij in scholen  over zijn herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog. Op 5 mei 2022 gaf hij op verzoek van het Nationaal Onderduikmuseum een lezing over zijn oorlogservaringen. Slomp was in 2020 actief betrokken bij de kritiek op de ‘Schuldbelijdenis’, die op 8 november dat jaar werd uitgesproken door de scriba van de Protestantse Kerk in Nederland over de ‘erkenning van schuld’ ten opzichte van ‘de houding van de kerken’ tegenover Joden in de Tweede Wereldoorlog. In dagblad Trouw van 24 november 2020 schreef hij onder de kop ‘Schuldbelijdenis kerken miskent heldendaden’, dat de kerkleiding met zijn excuus voor de rol van de kerken in de oorlog ‘dicht bij geschiedvervalsing’ komt. Ik laat dit nu verder rusten om dieper in te kunnen gaan op Jan en de islam.

Slomp kwam in 1958, door een studiebeurs, in Bossey in aanraking met de Wereldraad van Kerken en bouwde daar een netwerk op met christenen uit allerlei kerken, inclusief rooms-katholieke. In 1962 begon Jan, na zijn studie theologie en doctoraal Arabisch aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, als gereformeerd predikant in Zijldijk, van april 1962 tot januari 1964. Hij kreeg interesse in de islam door een tante die 25 jaar voor de zending in Indonesië werkte, door cursussen in Baarn, door enkele hoogleraren en door contacten met studenten uit Indonesië. De invloed van zijn vader reikte erg ver, liet hij in 2015 in een interview met het Reformatorisch Dagblad weten. ‘Als je zo’n geweldige vader hebt, gaan de mensen ook van jou iets verwachten. Dus dacht ik: ik moet iets presteren. Dat heb ik gedaan door de eerste zendingspredikant te worden die voor de Gereformeerde Kerken in Pakistan ging werken.’ Dertien jaar bracht Slomp vervolgens met zijn vrouw Iny en hun vier kinderen in Pakistan door (twee kinderen werden daar geboren), van 1964 tot 1977. Hij werkte eerst in Sahiwal  en later voor het Christian Study Centre (C.S.C.), een centrum dat christenen in Pakistan ondersteunt in hun contacten met moslims en dat de dialoog zoekt met moslims. Dat Centrum had Jan, mede met Byron Haines en anderen, opgericht en hij zou er een beeldbepalend figuur worden. Er waren goede contacten met andere studiecentra, zoals het Henry Martyn Instituut in India (samenwerkend onder de paraplu van de Wereldraad van Kerken), met het Islamic Research Centre en met geleerden als prof. Fatimi en dr. Khwaja Masud, die geregeld lezingen hielden in Rawalpindi. Het centrum publiceerde een eigen blad, Al Mushir (De Raadgever), dat verscheen in het Engels en Urdu. Urdu is de nationale taal van Pakistan; het begon als kunstmatige taal, samengesteld uit Arabisch, Perzisch en Hindi en heeft dus een grote woordenschat. Jan sprak het vloeiend en nog lang na zijn emeritaat ging hij regelmatig in die taal voor als predikant in Rotterdam, in een kerk van en voor Pakistanen. Een belangrijke publicatie in 1976 was de English-Urdu Dictionary of Christian Terminology. Jan was eindredacteur maar het boek was opgedragen aan ‘Father Liberius Pieterse, O.F.M., who took the initiative to compile this dictionary’. Het C.S.C. was oecumenisch en internationaal: van Anglicaanse zijde werkte er Philip Lewis, van Rooms-katholieke huize kwamen Matthieu Geijbels en John Rooney, van Pakistaanse kant o.a. Yusuf Jalil. Na Jan werkten als Nederlanders van Protestantse huize aan het CSC Harry Mintjes, Cees Bouma, Heleen en Willem Jansen, Kor Grit en ondergetekende. Jan en Iny waren er voor Nederlanders in Pakistan; zo gingen zij in 1975 meteen naar Gujranwala om Marjet Kuyvenhoven bij te staan toen zij hoorden dat haar man Brend was overleden. In Rawalpindi woonden zij dicht bij de luchthaven Islamabad en vingen zo nieuwe zendingsarbeiders op die zich gingen vestigen in Pakistan.

Vanaf 1 november 1977 werd Jan predikant in algemene dienst bij De Gereformeerde Kerken in Nederland voor toerusting van de kerk met het oog op de ontmoeting van moslims in Nederland. Op 1 januari 1994 ging hij met emeritaat. Om mensen voor te lichten en toe te rusten hield Jan vele lezingen in kerkelijk Nederland; met Anton Wessels gaf hij vaak workshops aan de VU; hij publiceerde in Centraal Weekblad, dagblad Trouw en theologische tijdschriften in binnen en buitenland, en in Begrip, zie hieronder. In 1993 werd hem een feestbundel aangeboden, Muslims and Christians in Europe – Breaking New Ground met als ondertitel ‘Essays in honour of Jan Slomp’, geredigeerd door Gé Speelman, Jan van Lin en Dick Mulder. Zijn bibliografie in dat boek beslaat 21 blz. maar van 1993 tot 2022 schreef hij nog heel veel artikelen en enkele boeken. In 1994 kreeg hij een eredoctoraat van de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken te Kampen voor de wetenschappelijke kwaliteit van zijn publicaties. Zijn belangrijkste ‘wapenfeit’ in de tijd dat hij werkte in algemene dienst van de kerk is de publicatie in 1991 van de Oproep en bemoediging inzake ontmoeting van christenen en moslims, een kerkelijk document dat concreet theologisch uitwerkt op welke basis mensen van beide religies elkaar kunnen ontmoeten. Later nam de Hervormde Kerk dit document over. Na de eeuwwisseling veranderde in de Protestantse Kerk de houding tegenover de islam. In de tijdgeest van de aanslagen van 11 september 2001 hield de kerk de islam meer op afstand. Die terughoudendheid kwam duidelijk tot uiting in Integriteit en respect, de nota die theoloog Bernhard Reitsma in 2011 schreef als officieel ‘islamstandpunt’ van de PKN. Slomp reageerde buitengewoon kritisch op de nota, die een groot deel van de theologische toenadering die hij zelf decennia lang had voorgestaan, weer terugdraaide. Zelf bleef Slomp tot het laatst pleiten voor ontmoeting en broederschap tussen moslims en christenen, tussen islam en christendom. Ook als het gaat om mensenrechten, die volgens hem verankerd zijn in beide religies: ‘Het wordt de hoogste tijd dat we gemeenschappelijke geloofspunten bestuderen als basis voor samenwerking inzake mensenrechten, waaronder godsdienstvrijheid en de verbetering van de positie van moslimminderheden in Europa. en christenen en humanistische personen en minderheden in de moslimwereld.’ Tenslotte: Jan had veel internationale contacten en was secretaris en later voorzitter van de ‘Islam in Europa Commissie’.

Iets over zijn theologie

De basis voor de dialoog tussen christenen en moslims was volgens Slomp het feit dat beide religies geloven in God de Schepper, in Gods bemoeienis met deze wereld en in een toekomstig einde der tijden. Zowel christenen als moslims bewegen zich als pelgrims naar het koninkrijk van God. Als theoloog nam hij stelling, onder andere door te erkennen dat er veel waarheid in de Koran staat; hij toonde op analytische, godsdiensthistorische en fenomenologische gronden aan dat de plaats van de Koran in de islam vergelijkbaar is met die van Christus in het christendom. Beide religies geloven ook dat in de verhouding van God en mens iets grondig is mis gegaan. Over de radicaliteit van de fout en  over de remedie verschillen beide godsdiensten echter fors van mening. Volgens de islam zijn mensen afgedwaald. De mens heeft dus (onfeilbare, goddelijke) leiding nodig, die door de Koran gegeven wordt. Op het moment dat de mens de prediking van Mohammed in de Koran aanvaardt, is de relatie met God hersteld. De heilswerkelijkheid is Woord-werkelijkheid. Daarbij is de Koran niet heilshistorisch, maar exemplarisch: vroegere profeten komen alleen ter sprake als demonstratiemateriaal voor de geactualiseerde prediking van Mohammed. Slomp zag Mohammed als een profeet van God. ‘Hij is profeet in de traditie van het Oude Testament, niet de onfeilbare profeet en ook niet de laatste’, zei hij daarover. Slomp bestudeerde de Koran, de hadith (overleveringen over de profeet Mohammed) en de sharia en inspireerde zo anderen om zich te verdiepen in de islam. Dat betekent niet dat hij onkritisch stond tegenover deze godsdienst. Hij vond het ‘niet evenwichtig’ dat er wel veel kritiek op de Bijbel was, maar nauwelijks kritiek op de Koran mogelijk was. Hij stond kritisch tegenover kerkelijke zending onder moslims. Al was hij niet geheel tegen deze zending, hoewel hij toegaf dat het in de hedendaagse dialoog meestal geen plek kreeg: ‘Vele hedendaags interreligieuze ontmoetingen sluiten deze missionaire dimensie bij voorbaat uit als ze een dialoogagenda opstellen. Dat is een kwestie van afspraak.’ Van zijn theologische visie op de islam getuigen veel artikelen: zo schreef hij over beelden van de islam bij Calvijn, over Luther en de wortels van het anti-islamisme; hij handelde over het verbond in islam en christendom. Een belangrijke inspiratiebron voor zijn visie was de katholieke verklaring Nostra Aetate uit 1965. Dit document spreekt met hoogachting over moslims en benoemt raakvlakken tussen christendom en islam. Ook vond Slomp inspiratie bij de Anglicaanse bisschop Kenneth Cragg, die een theologische onderbouwing gaf van de erkenning van Mohammed als profeet, ook door christenen. Slomp had daarnaast aandacht voor het Jodendom. De drie religies van Abraham vormen volgens hem een drieluik, omdat ze alle drie gebaseerd zijn op een relatie met dezelfde God. Al is er ook verschil: in het Oude Testament kan de relatie tussen God en zijn volk omschreven worden als een huwelijksrelatie; in het Nieuwe Testament is er bij Paulus diezelfde beeldspraak als hij de relatie tussen Christus en de kerk (‘bruid’) beschrijft. Zo’n beeld komen we in de islam niet tegen om die relatie tussen God en de islamitische geloofsgemeenschap te beschrijven. Slomp had er moeite mee als mensen bleven vasthouden aan een vertekend beeld van de islam. Net zoals hij er moeite mee had dat moslims het christelijk geloof verkeerd weergaven. Ook daar vocht hij tegen, onder meer door zich bezig te houden met het zogenaamde evangelie van Barnabas. Hier moest Slomp de polemiek wel zoeken, bijvoorbeeld toen de invloedrijke islamitische theoloog Mawdudi (1903-1979) dit ‘evangelie’ van een aanbeveling voorzag. Voor moslims is dit pseudo-evangelie een hinderpaal om de Bijbel serieus te nemen. Slomp en anderen hebben aangetoond dat de bron van dit geschrift ligt in Spanje rond het jaar 1610. In o.a. Begrip nr. 55 publiceerde Slomp over dit omstreden Evangelie van Barnabas, bijna zeker geschreven door een overijverige moslim, die een islamitische Jezus tekent, Paulus als vervalser bestempelt en Jezus Mohammed laat voorspellen. 

Begrip en publicaties

Het blad Begrip (moslims christenen) startte in 1974  en verscheen voor het laatst in 2016, jaargang 42 nummer 4. Het was het enige echte vakblad voor de dialoog tussen beide godsdiensten en toonde een goede samenwerking tussen Rooms-katholiek (pater P. Backx, dr. Piet Reesink) en Protestant (Slomp en Gé Speelman). Het blad Begrip ging over gezondheidszorg, onderwijs, rituelen, de vijf zuilen, dialoog, de islamitische feesten, de Koran, islamitische groepen, richtingen en sekten, over de sharia enz. Slomp zat in de redactie en schreef veertig jaar voor dit blad!

Jan publiceerde o.a ook in Rondom het Woord, het Gereformeerd Theologisch Tijdschrift, Wereld en Zending, Verkenning en Bezinning en buitenlandse bladen. Hij schreef veel over de theologie van de religies (Wereldgodsdiensten in Nederland, 1991), over feestdagen (Moslimse en christelijke feesten, 1979), dialoog (Christenen en moslims in gesprek, 1983) de islam (Islam, 1999) en hij was kenner op het gebied van de sharia (regels van de islam), wist veel van gemengde huwelijken en van moskeeën in Nederland. Ook schreef hij een boek over de Soefi beweging: Hazrat Inayat Khan (1882-1927). Tenslotte zie uitgebreider over Slomp in Jaap Kraan, Met het oog op moslims. Theologen en de PKN in dialoog met moslims van 19602010, Boekencentrum 2016, pagina 62-70.

De invloed van Slomp

Jan is voor velen van grote betekenis geweest. Voor mij zeker: hij wees mij destijds op het studiecentrum en zonder zijn vacature aan dat studiecentrum had ik geen visum van Pakistan gekregen om daar te werken. Zonder zijn bemoeienis was ik later in Nederland niet benoemd om als zijn collega te werken. Ik volgde hem op in de redactie van het blad Wereld en Zending, op zijn voordracht. Mijn Nederlandse boeken als Bijbel en andersgelovigen en Met het oog op moslims heeft hij vóór publicatie van gedegen commentaar voorzien. Jan was een voorbeeld voor mij en voor velen omdat hij over een scala van onderwerpen schreef en altijd gedegen; vandaar ook het eredoctoraat. Jan had een fenomenaal geheugen: altijd kwam hij met bijzonderheden over andere geleerden, wat ze toen deden en daar en daar zeiden…Amusant was dat hij in veel artikelen nooit naliet enkele bijzonderheden over zichzelf te vermelden in relatie tot het onderwerp dat hij behandelde. Tijdens zijn begrafenis getuigden een kind en een kleinkind dat hij ook als vader en opa volop present was. Kortom, een groot islamoloog is heengegaan, een groot mens is gestorven.

Geloof(sgetuigen) en natuurwetenschap

Preek dd. 16-8-‘20 in 'de Ikker', Bergum
Tekst: Hebr. 11

Welkom en mededelingen
Zingen Ps. 78: 2
Onze hulp en groet
Kyriëgebed
Zingen glorialied 302 : 1
Gebed
Lezen: Hebr. 11: 1-3; 17 t/m 40
Zingen lied 723: 2
Verkondiging
Zingen lied 848: 1 t/m 5
Gebeden
Inzameling
Zingen lied 837: 2 en 3
Zegen, gevolgd door gezongen Amen

Literatuur
A. van den Beukel, De dingen hebben hun geheim, Ten Have, Baarn, 1990.

Gemeente van onze Heer,
Hebr. 11 begint heel filosofisch: het geloof overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien.
De waarheid! Wat de Bijbel doorgeeft klopt. Maar je ziet het niet, je kunt het niet aanwijzen of bewijzen, je moet het maar geloven.
En daar hebben wij moeite mee, met dat geloven. Er zijn heel veel vragen en de meeste mensen stellen ze nauwelijks meer. Ze willen er niet meer over nadenken. Bestaat God? Heeft God de wereld geschapen en de mens? Is er leven na de dood? Kunnen wonderen gebeuren? Als kerk en kerkmensen hebben wij ons behoorlijk in het defensief laten drukken. Geloven dominee? We hebben toch de wetenschap? Dan weet je tenminste waar je aan toe bent. Een heelal en een aarde, 4½ miljard jaar oud, evolutietheorie, wis- en natuurkunde, wetten van Pythagoras of Newton, allemaal bewezen en ga zo maar door. Toch zit het iets ingewikkelder dan u misschien denkt. Ik hoef alleen maar te vragen: ‘gelooft u dat God bestaat en kunt u dat bewijzen?’. Heel veel mensen zeggen ‘God bestaat niet’. Maar dat kunnen ze niet bewijzen. Christenen kunnen overigens ook niet bewijzen dát God wel bestaat, ze geloven het. Maar iemand anders kan dus evenmin bewijzen dat God niet bestaat, hij of zij moet dat ook maar geloven. Dit lijkt een woordenspelletje maar niets is minder waar. Als wij mensen tegenkomen die vanzelfsprekend poneren dat God niet bestaat zijn wij meestal onmondig en bedremmeld. In plaats van dat we tegengas geven en zeggen: je mag dat best zeggen, maar dan doe je wel een geloofsuitspraak, want bewijzen kun je het niet. Dus staat in deze wereld geloof tegenover geloof ondanks alle wiskunde, kosmologie of natuurwetenschap.

Laat ik er maar een direct een ander voorbeeld aan vast knopen: een uitspraak als ‘Jezus is tegelijk waarachtig God en waarachtig mens’ wordt geïrriteerd als onzinnig terzijde geschoven. Bijbelse onzin, hoe zou dit ooit kunnen: mens en God tegelijk. Wie dit zegt kan weggehoond worden, zeker als je zoiets op de universiteit van Delft zegt. Maar is licht dan niet een golfverschijnsel én een deeltjesstroom? En een volstrekt dezelfde stelling dat ‘een elektron tegelijk een deeltje en een golf is’ wordt met eerbiedig ontzag aangehoord. Ja professor, goed professor, natuurlijk professor. Maar hoe zou dit tegelijk kunnen: een elektron is een deeltje én een golf? Toch kan het, uit de werking van het elektron hebben we dit afgeleid. En waarom kunnen we zeggen dat Jezus tegelijk echt God en echt mens was? Omdat we dit afgeleid hebben van wat we zagen: we zagen Hem onder ons als mens én in Hem hebben wij God ontmoet. Dus waarom zouden christenen in vredesnaam hierom uitgelachen moeten worden?

Want is er wel iets zeker in de wetenschap? Casimir, een natuurkundige, zei terecht: ‘natuurkundige theorieën zijn een beschrijving van een beperkt deel van de natuurkundige verschijnselen, die op hun beurt slechts een beperkt deel van onze menselijke ervaringen uitmaken’. Geleerden kennen slechts ten dele en echte geleerden zijn bescheiden mensen. Want: staat er in de wetenschap niet heel veel op zijn kop na Einstein of de onzekerheidsrelaties van Heisenberg? In de kwantummechanica is geen sprake meer van een zogenaamde objectieve werkelijkheid. Theorieën kunnen niet eens experimenteel bevestigd worden. Je moet het maar geloven want er is geen verifieerbare werkelijkheid die onafhankelijk is van onze waarneming. De waarnemer en het waargenomene zijn één en onscheidbaar. Dat betekent ook dat natuurwetten niet langer alles kunnen voorspellen of herleid kunnen worden tot allerlei oorzaken. Of, nog een ander voorbeeld: in de wiskunde gaan we uit van axioma’s, bepaalde uitgangspunten. Die zijn onbewijsbaar; onbewijsbaar! Dus die moeten we maar geloven! Je kunt gemakkelijk zeggen: de wetenschap is objectief, geloof is subjectief, maar de wetenschap is niet objectief want de waarnemer en het waargenomene zijn onscheidbaar. Met andere woorden: wat ik waarneem en uitleg hangt van mij af, is dus subjectief. Bovendien: kan de wetenschap vragen beantwoorden als ‘wat is het doel van ons leven?’ of ‘waar loopt de geschiedenis op uit?’ Dat soort vragen kan de wetenschap niet beantwoorden. Daarvoor heb je theologie nodig of filosofie.

Als dat nu toch zo is kunnen we nog eens onbevangen kijken naar de opstanding van Jezus uit de doden. Weer zoiets waar je direct hoofdschuddend afstand van kan nemen. Wonderen kunnen niet, dit wonder al helemaal niet. Een leeg graf? Een steen weggerold? Sommige christenen zeggen dan: je moet de opstanding geestelijk verstaan; dat betekent: Jezus is niet echt opgestaan maar leeft voort in de geest van zijn volgelingen. Maar zo lees je het niet in de Bijbel; daar lees je dat geen mens met de opstanding had gerekend; daar lees je dat de vrouwen totaal overstuur raken, dat de discipelen glashard ontkennen tot ze zelf in het lege graf kunnen kijken of de handen van Jezus kunnen aanraken zoals Thomas. Al die verhalen ontkrachten de sinds Freud algemeen verbreide opvatting dat geloof een projectie is, dat mensen alleen maar dingen geloven die ze graag willen geloven. Wij kunnen nu, na 2000 jaar, zeggen: er moet een opstanding zijn geweest omdat Christus nu leeft; omdat Hij zijn Geest stuurde en stuurt die de mensen al meer dan tweeduizend jaar geïnspireerd heeft tot soms ongelooflijke dingen. Het rijtje van Hebr. 11 kunnen wij eindeloos aanvullen: door het geloof heeft Fransiscus van Assisi zijn rijkdom afgezworen en gekozen voor de armen en de misdeelden; door het geloof heeft zuster Theresa haar leven gewijd aan de armen van Calcutta. Door het geloof heeft ds. Beyers Naudé de apartheidsideologie aan de kaak gesteld en gekozen voor zijn zwarte broeders en zusters. Door het geloof hebben Blaise Pascal, Ruusbroec, Teresa van Avila, Martin Luther King en vele anderen diepgaande Godservaringen gekregen die hun leven totaal veranderd hebben. Dat zijn feiten, gemeente, dit hoeven we niet te geloven, we hebben het gezien en meegemaakt.

En zo hebben wij God leren kennen. Langs de weg van de geloofsgetuigen; door naar ons hart te luisteren. Door te geloven in Gods openbaring. Paulus zegt daarvan in 1 Kor. 2: 9: ‘wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen…dat heeft God ons geopenbaard. Wijsheid en liefde van boven, niet van beneden, niet vanuit onszelf. En, zo zeggen de disicpelen, wij zijn ooggetuigen, wij hebben Jezus gezien, onze handen hebben Hem getast, we hebben Hem gehoord, ons hart brandde in ons.


Want hoe zijn wij tot geloof gekomen? Voor de meesten van ons geldt toch dat wij getuigen van het geloof hebben gehoord en ontmoet? Onze ouders, onderwijzers, voorgangers, vrienden, gelovigen uit alle tijden en werelddelen. We zijn onder de indruk geraakt van de weg die de geloofsgetuigen wezen en zelf gingen. Hebreeën 11 noemt vele geloofsgetuigen. Zij lieten zich leiden door de Geest van God en vertrouwden God op hun soms moeilijke weg. Van Abel tot Abraham, van Jeremia tot Jezus, van Henoch tot Elia, van Mozes tot Jesaja. Heel vaak moesten zij ervaren wat in Hebr. 11: 13 staat: vaak zagen ze geen werkelijkheid worden waarop zij hoopten, of ze hebben daarvan een glimp gezien. Door zijn geloof bouwde Noach een schip op het droge en iedereen verklaarde hem voor gek. Door zijn geloof gaf Jezus zijn leven voor de mensen in deze wereld en iedereen schreef Hem toen af. Maar Hij had gezegd: dit evangelie zal door de hele wereld gaan en alle volken bereiken. En is dat gebeurd of niet?! In Hebr. 11: 39 staat dat allerlei mensen Gods belofte nooit in vervulling hebben zien gaan, maar daar horen wij dus niet bij. Want wij hebben gezien dat het evangelie de wereld doorgetrokken is en het getuigenis en geloof van vele christenen uit de geschiedenis wijst ons de weg. Altijd en overal zijn er herkenbare kinderen van God geweest. Ook wij zijn een weg ingeslagen en vol vertrouwen proberen we op die weg verder te gaan. De weg van Noach, Bonhoeffer, Abraham, moeder Theresa, Martin Luther King en Jezus. Hebr. 12:1: we zijn omringd door een wolk van geloofsgetuigen; daarom kunnen wij met volharding de weg gaan die Jezus en anderen ons wezen. Amen

Genesis 1: Schepping én evolutie

Genesis 1 is geen geschiedenisverhaal. Op school hebben wij vroeger een aantal dingen verkeerd geleerd. Wij hebben in de volgorde van onze Bijbelboeken na de boeken van Mozes (Torah) allerlei boeken als zogenaamde geschiedenisboeken bij elkaar gezet: Richteren, Samuël, Koningen, Kronieken. In de hebreeuwse Bijbel, ons Oude of Eerste Testament, komen na de Torah de vroege profeten; daaronder vallen boeken als Samuël en Koningen. Met andere woorden: het gaat in die boeken niet allerleerst om geschiedenissen, maar om een geschiedenis in het licht van Gods oog, bezien door een profeet bijvoorbeeld. Allerlei historische details, die soms ook niet kloppen, doen er helemaal niets toe.

Ook Genesis 1 is geen geschiedenisverhaal. Het is één groot lied, met als eerste refrein: God zag dat het goed was en als tweede refrein ‘toen was het avond geweest en morgen, de eerste, de tweede, de derde dag’. Dit lied van de schepping vertelt dat God aan het begin staat, Schepper is van hemel en aarde, van dieren en planten en van de mens. Zonder God geen schepping, geen mens, geen leven. En als God in het begin de schepping niet gezegend had, mens, dier en plant, dan was er geen leven of groei mogelijk geweest. Nooit kunnen wij ‘kinderen maken’ en al evenmin kunnen wij ‘een kind nemen’! Dat er kinderen geboren kunnen worden is uitsluitend te danken aan Gods zegen, toen, in het begin.

God schiep de wereld, de planten, de dieren en de mensen. Zo hebben we het dus geleerd. In de kerk. Maar op school, op de universiteit, in de krant, op tv horen wij een heel ander verhaal. Daar horen wij, en ik houd het simpel, dat de aarde ongeveer vierenhalf miljard jaar oud is, dat de mens laat, zo’n 60 miljoen jaar geleden, op het wereldtoneel is verschenen en uit een aap is ontstaan. In musea bewonderen we skeletten van dinosaurussen die miljoenen jaren geleden op aarde rond liepen en vermoedelijk uitstierven door de inslag van een meteoriet. Op televisie zien we documentaires die de Big Bang uitleggen en het ontstaan van het heelal. Gelovigen lijken daarmee in twee werkelijkheden te leven, namelijk in een religieuze, waarin God wordt beleden als Schepper van hemel en aarde, en een alledaagse waarin de evolutietheorie wordt aanvaard als verklaring voor het ontstaan van al het leven op aarde.

Velen van ons gaan in het dagelijks leven uit van de evolutietheorie en de visie van de wetenschap op de schepping. Maar zondag in de kerk zitten ze in een andere wereld, de wereld van het geloof; doch als het er op aan komt klopt er natuurlijk niets van die Bijbel, denken velen vaak stiekem.

Zijn er dus twee werkelijkheden, één van de wetenschap en één van het geloof? Dat kan natuurlijk niet, want er is maar één werkelijkheid. Hoe moeten we hiermee omgaan? Zo: geloof en natuurwetenschap  zeggen elk op hun eigen wijze iets over onze ene concrete werkelijkheid. De evolutietheorie is geen geloof, al maken velen dat er wel van, maar een theorie. Een theorie berust op onderzoek en probeert verschijnselen te verklaren. Als de theorie niet meer klopt, wordt die vervangen door een andere, betere theorie. Zo gebeurde het ooit door Copernicus. In de Middeleeuwen en daarvoor dachten we dat de zon om de aarde draaide; Copernicus en anderen vervingen die theorie: de aarde draait om de zon! Wij hebben het in onze tijd ook meegemaakt toen de theorie van de zwaartekracht van Newton vervangen werd door de relativiteitstheorie van Einstein. Tot nader orde geldt nu deze theorie.

Natuurwetenschappelijke theorieën kennen echter ook hun beperkingen. Ze zijn opgesteld om een natuurverschijnsel causaal te verklaren. Daar houdt het dan ook mee op! Want ze kunnen geen zin of betekenis aan het leven geven of richtlijnen voor een goed leven, of een moreel oordeel vellen.

Naast verstand hebben mensen bovendien gevoel, is er  spiritualiteit, het ontwikkelen van de geestelijke vermogens, is er vrijheid van keuze, fantaseren, mediteren, bidden, liefhebben, troosten, kunstvaardig zijn enz. Veel grote natuurwetenschappers hebben beseft dat er meer is dan het verstand, en dat een mens niet compleet is met enkel het verstand. God speelde volgens Einstein wel een rol in het creëren van het universum, al was het alleen maar omdat de natuur perfect is opgebouwd uit wiskundige formules. Hij zei ook: ‘Wetenschap zonder religie is kreupel, religie zonder wetenschap is blind.’ Geloof en natuurwetenschap hebben het over deze ene werkelijkheid, maar praten daarover elk op hun eigen wijs.

Ik geef een simpel voorbeeld: hier heb ik een glas water. Op dat water kan ik een lofzang zingen: zonder vruchtwater geen baby; zonder water is geen leven mogelijk; water redt je leven in de woestijn; water draagt je schip over de oceaan; water maakt de zwemsport mogelijk, en zo kan ik doorgaan in mijn lofzang over water. Wat zegt de natuurwetenschap, in dit geval de scheikunde? Water is simpelweg H2O! Wat is waar? Het is toch allebei waar? Er is één werkelijkheid: water. De wetenschap zegt: H2O; het geloof zegt: wat een gave van God. Dát kan de natuurwetenschap niet zeggen; die wetenschap bemoeit zich niet met vragen als: is er een God? Wat is het doel van het mensenleven? Wat is goed en wat is kwaad? Daar weet de wetenschap niets van; daarvoor doe je de Bijbel open. Dus geloof en wetenschap bijten elkaar niet en ze gaan over de ene, dezelfde werkelijkheid. Wij als gelovigen behoeven geen gespleten mensen te zijn: op zondag bezig met het geloof, door de week bezig met de wetenschap. We zijn één als mens, maar in de kerk oefenen we onszelf er in om met andere ogen naar die ene werkelijkheid te kijken. In de kerk hebben we het niet over H2O, maar over God die het water schiep én het water zijn plek wees. Als sterren of sterrenstelsels botsen bespreken die niet de vraag of dat goed of kwaad is, noch kunnen ze er voor kiezen om te botsen of niet. Maar wij mensen weten wel van goed en kwaad, en wij hebben een keuze. In Genesis is er daarom de vertelling van de boom van de kennis van goed en kwaad én God gaf mensen een keuze: wel of niet van die boom eten. Kijk, al die zaken kan de natuurwetenschap ons niet vertellen. Maar waar zouden we zijn als mens, als we niet meer wisten wat goed en wat kwaad was, als we niet meer wisten dat we in ons leven kunnen kiezen. Voor al die fundamentele kennis moet je in de kerk zitten! Het geloof geeft ons een bredere blik, laat ons dingen ontdekken die de natuurwetenschappen niet kunnen ontdekken, dingen die te maken hebben met betekenis, doel,  relaties en de zin van het leven.

Genesis 1 is dus een geloofslied, hoewel er ook ontwikkeling is, evolutie wat mij betreft: het gaat van land en water naar planten, dan dieren en dan mensen.

En waarom is Genesis 1 in de bijbel gekomen? De meeste geleerden nemen aan dat in de tijd van de Babylonische ballingschap de laatste hand gelegd is aan dit bijbelgedeelte. In een tijd dus waarin Joden in den vreemde waren, in Babel, in een land waar zon en maan aanbeden werden als goden, waar geweld heerste, chaos en duisternis. In die tijd moet Genesis 1 geklonken hebben als een geweldige preek: Zon en maan goden? Vergeet het maar, het zijn lampjes, door God aan het plafond gehangen. En die machtige, goddelijke mensen? Toe nu toch, het zijn maar schepsels van God; gemaakt van leem, het stelt niet zoveel voor. En de natuur dan? Dat zijn alleen maar wat planten en bomen om het mooi te maken en voor eten te zorgen. Zo mag je Genesis 1 zien als een lied tegen de angst, een licht in het duister.

Nog twee opmerkingen: 1/ Wij hebben zeer vaak het idee dat scheppen betekent: iets maken uit niets. Eigenlijk toveren! Wie Gen. 1 leest, ontdekt dat scheppen niet toveren is, maar vooral scheiding maken. Scheiding tussen hemel en aarde, tussen water en land, tussen licht en duister.

2/ De tweede opmerking gaat over het begin van dit hoofdstuk. De aanhef van Genesis 1 luidt in het hebreeuws Beresjit. Wij vertalen dat veelal met In den beginne. Het is de vraag of dat wel recht doet aan wat hier bedoeld wordt. Wie vertaalt ‘in den beginne’ verplaatst die schepping naar een ver verleden, maakt van deze openbaring weer een geschiedenisverhaal. Maar het gaat hier niet zozeer om geschiedenis, doch veeleer om openbaring, om ons dát te zeggen waar wij niet bij stil staan. In het hebreeuws staat ook geen lidwoord. Er staat dus niet: In den beginne. Er staat: in begin, in beginsel, van hoofde aan. In dit woord zitten in het hebreeuws ook betekenissen als: hoofd, vorst, van hoofde af aan. Het gaat hier dus om hoofdzaken. Het gaat er om dat God de scheppende is, vanaf het allereerste begin. En tot nu toe. Want dat God de schepping onderhoudt en al met de herschepping begonnen is, klinkt hier eveneens mee. Dat moeten we weten! Alleen al daarom moet je er niet een geschiedenisje van maken; zo van: ooit gebeurd, en daarna niets meer.

Het gaat hier dus om een ballade, niet om een kroniek; het gaat om een verhaal, niet om een verslag. Het gaat om een verhaal dat uitloopt op de schepping van de mens. Daarna volgt de sjabbat, de rust. Als de mens eindelijk geschapen is, kan God ter ruste gaan. Van hoofde aan gaat het om de mens. De mens als kroon der schepping.

Vanmorgen vieren wij feest. Op een dag van rust, bezinning, en ontspanning. Het voornaamste is niet dat we dat op zondag doen; joden doen het op zaterdag, moslims op vrijdag en in Pakistan heb ik ruim 7 jaar op zondag gewerkt en op vrijdag vrij gehad. Zondag, de dag van de opstanding, is een prima keuze; maar het voornaamste is dat je één dag in de week afstand neemt van je werk, je mobieltje enz. Rust, andere dingen, tijd voor elkaar. Nu, vandaag, vieren we dat God zich met ons verbonden heeft, vooral door die ene mens te sturen, Jezus Christus. Die ons zei en voordeed dat God liefde is, iets wat de wetenschap ons niet kan vertellen. Die met ons de maaltijd vierde, en ons vrienden en vriendinnen noemde. Amen.

Reitsma zoekt geen dialoog met moslims in ‘Kwetsbare liefde’

Vorige maand (mei 2017) verscheen bij uitgeverij Boekencentrum ‘Kwetsbare liefde – De kerk, de islam en de drie-enige God’ van Bernhard Reitsma. Reitsma is bijzonder hoogleraar aan de Vrije Universiteit en heeft als leeropdracht de kerk in de context van de islam. Daarnaast is hij projectleider kerk en islam en docent missiologie aan de Christelijke Hogeschool Ede. Jaap Kraan las het boek voor ‘Nieuwwij’ en meent dat Reitsma in zijn boek niet de dialoog met moslims zoekt.

De ondertitel van het boek van Reitsma markeert onmiddellijk een belangrijk verschil tussen moslims en christenen: christenen belijden, in tegenstelling tot moslims, de drie-enige God. Dit boek gaat dan ook niet over de dialoog tussen moslims en christenen; bekende islamologen, die zich zeer hebben ingezet voor die dialoog zoals Dick Mulder, Jan Slomp, Gé Speelman en Harry Mintjes worden blijkens de registers niet eens genoemd. Naar Anton Wessels wordt één keer verwezen, maar zijn gedachtengoed over de dialoog wordt nergens gehonoreerd.

Wat er de laatste halve eeuw gebeurd is vanuit de Protestantse Kerk in Nederland aan de dialoog met moslims wordt niet vermeld en niet naar waarde geschat en we zijn met Reitsma in feite terug bij de opstelling van Johannes Verkuyl: het gesprek met moslims moet gaan over ons evangelie; dus worden allerlei zaken rondom de verkondiging van het evangelie aan moslims met de bijbehorende gevoeligheden aangeroerd, zoals bijvoorbeeld in hoofdstuk 10.3. Lees verder “Reitsma zoekt geen dialoog met moslims in ‘Kwetsbare liefde’”

Over God en de keizer en waar het echt op aankomt…

                            Tekst: Marc. 12: 17

We kunnen zonder overdrijving zeggen dat de tekst uit Marcus 12: 13-17 de basis is geworden om allerlei theorieën op te bouwen: Geef aan de keizer wat van de keizer is en geef aan God wat God toebehoort. Allerlei theorieën rond kerk en staat gaan terug op Marcus 12. De hele twee-rijkenleer van Luther rust op deze tekst. De Lutherse kerk in Duitsland leefde de scheiding tussen kerk en staat strikt na. Met als uiterste consequentie dat de kerk zich zelfs in de tijd van het Nazi-regiem weinig of niet met de politiek bemoeide op sommige verzetsstrijders na zoals Bonhoeffer. Wat Hitler zei en deed behoorde tot het terrein van de keizer en de kerk moest daarbuiten blijven. Met desastreuze gevolgen!

Die scheiding is natuurlijk een grote misvatting: het geloof heeft overal mee te maken of het heeft nergens mee te maken. Het geloof behoort je hele leven te beïnvloeden: de keuze van je werk, de keuze van je partner, de keuze van je vakantieland, je hele gedrag, de partij die je stemt, alles wordt beïnvloed door je geloof. En als we dat nog niet wisten uit de Bijbel kun je het van moslims leren, want ook zij zien het leven als een geheel en van een scheiding van kerk en staat moeten ze niets weten. Lees verder “Over God en de keizer en waar het echt op aankomt…”

2017 en ‘Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen’ (2 Kor. 5:17)

Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen… Ja, ja…
Ik denk aan een verhaal van de beroemde Russische schrijver Tolstoi die eens vertelde dat een soldaat een stel verkleumde bedelaars wegjoeg, bij de warme kachel vandaan. Tolstoi zei toen tegen die soldaat: ‘heeft u nooit het evangelie gelezen?’ Waarop de soldaat een moment sprakeloos was, maar toen terugsneerde: ‘meneer, heeft u het kazernereglement nooit gelezen?’
Daar heb je de spanning tussen het oude en het nieuwe; het evangelie kiest voor menselijkheid en barmhartigheid, het kazernereglement kiest voor de oude wetten en regeltjes, ook al betekent dat dat mensen dan moeten lijden. En zo laten wij vluchtelingen op het griekse eiland Lesbos in de sneeuw zitten of aan de grens bij Albanië. Dat het heel erg vriest is dan jammer. ‘Europa’ had afgesproken vluchtelingen daar weg te halen en te verdelen over diverse landen, maar het komt er niet van zogenaamd; beter gezegd: we willen het niet.
Momenteel in de wereld zie je alles teruggaan naar het oude: de Obamacare wordt weer afgeschaft, de koude oorlog tussen Rusland en het Westen is terug, Europa is uit en het oude nationalisme is in: door de Brexit, door Marine Le Pen, door Wilders, door Norbert Hofer van de FPÖ in Oostenrijk, door Victor Orbán in Hongerije, door de Poolse leider Kaczynski, die lak heeft aan democratie, door de chinese leider Xi Jinping, die eilandjes inpikt in de Zuid-Chinese Zee om de oude droom van een groot Chinees wereldrijk kracht bij te zetten, door Tayyip Erdogan in Turkije, die weldenkende mensen de bak in slingert en een rood waas voor de ogen krijgt als het woord ‘Koerden’ valt en natuurlijk door Trump, die vrijhandels- en klimaatverdragen naar de prullebak verwijst en moslims wil weren uit een aantal islamitische landen. Op 21 januari 2017 was er een conferentie waar o.a. Le Pen, Wilders en Frauke Petry (Alternative für Deutschland) waren. Frauke zei: Eerst hadden we Nazi-Duitsland, toen De Russen en nu Europa… Of je ‘Europa’ kunt vergelijken met de knoet van De Russen… Of je de regels uit ‘Brussel’ gelijk kunt stellen met de moord op 6 miljoen joden door Nazi-Duitsland. Godgeklaagd, zo’n demagogische en stomme uitspraak! Kijkend naar onze wereld kun je in feite alleen maar zeggen: het nieuwe is verdwenen, het oude is teruggekomen. Lees verder “2017 en ‘Het oude is voorbij, het nieuwe is gekomen’ (2 Kor. 5:17)”

Pro-islam? De PKN is dat helemaal niet

Op de voorpagina van ‘Trouw’ op de laatste dag van 2016 was op de voorpagina van Trouw te lezen dat de pro-islam koers van de Protestantse Kerk ‘een splijtzwam’ vormt. Online was de kop alweer afgezwakt naar ‘verdeeldheid’. De basis voor die uitspraak bleek een interview met ‘kerkleider’ dr. De Reuver te zijn, elders in diezelfde krant. Voor mijn gevoel deed De Reuver recht aan de islam en benadrukte hij terecht dat moslims en christenen veel gemeenschappelijk hebben. Is dat pro-islam? En is zijn kerk daarmee ook tegelijk pro-islam ?  De feiten zijn anders !

Islam als gericht

De Protestantse Kerk in Nederland is een fusie van drie kerken. De Hervormde, de Lutherse en de Gereformeerde kerken werden één in 2004. De Hervormde Kerk heeft twee keer een kort rapport aanvaard, in 1981 en 1995 waarin de relatie tussen christenen en moslims aan de orde kwam. De Gereformeerde kerken in Nederland legden in 1991 een basis voor de dialoog met moslims in het rapport ‘Oproep en bemoediging inzake ontmoeting van christenen en moslims’, al werd datzelfde rapport een jaar eerder door de synode afgewezen. De Lutherse Kerk heeft nimmer een rapport over de dialoog met moslims gepubliceerd. Van een pro-islam koers van de drie kerken was geen sprake.

De voorganger van De Reuver, ‘kerkleider’ dr. Arjan Plaisier, heeft zich over de islam slechts kritisch uitgelaten. In een artikel uit 2005 schrijft hij ondermeer dat: “de islam als een gericht over de Europese cultuur verstaan moet worden. Ook ben ik van mening dat de manifeste aanwezigheid van de islam een gericht is over een kerk, die door tweedracht is verdeeld… Maar een religie, die zich heeft ontwikkeld als een alternatief monotheïsme, ontstaan in bewuste afwijzing van het hart-begrip van het christelijk geloof: de vleeswording van het Woord, de kruisdood en opstanding van Jezus als verzoening tussen God en mens, die religie kán niet opgevat worden als een parallel met het christelijk geloof. Integendeel, hier scheiden principieel de wegen”.

De drie kerken hadden vóór de fusie twee fulltime islamologen in huis voor de dialoog met moslims:  Dr. Jan Slomp en dr. Gé Speelman ; beiden werden niet vervangen toen ze vertrokken.

Islamnota als afkeuring

In 2010 behandelde de synode van de PKN de nota ‘Integriteit en respect’, een nota die inging op de relatie kerk-islam. Die nota riep veel kritiek op, omdat de openheid naar moslims ver achter bleef bij wat theologen als Mulder, Slomp en Wessels eerder hadden bepleit. De nota wees af dat moslims en christenen samen kunnen bidden en vieren. De nota stelde: “De kerk kan op grond van Gods volle openbaring in Jezus Christus Mohammed dan ook niet erkennen als het Christus overstijgende zegel van de profeten.” Dat had ook niemand gevraagd ; men had simpelweg kunnen stellen dat Mohammed ook een profeet is, omdat hij woorden van God doorgegeven heeft. In de nota lag een zwaarder accent op evangeliseren onder moslims dan op de dialoog. De Reuver, destijds sprekend namens de Generale Raad van Advies, stelde op de synode zelfs voor die nota niet te aanvaarden. Niet omdat hij pro-islam is, maar omdat hij recht wilde doen aan moslims en aan de dialoog.

Mijn conclusie is helder : de Protestantse Kerk vaart geen pro-islam koers, integendeel. En ook de kerken, waaruit deze kerk is ontstaan, hebben die koers nooit gevaren.

Deskundigheid nodig

Bovenstaande overwegingen stuurde ik naar Trouw op 2 januari j.l. De bijdrage werd geweigerd. Dat is vreemd, want ik had de redaktie in een noot gemeld dat ik recent een studieboek had geschreven: ‘Met het oog op moslims. Theologen en de Protestantse Kerk in dialoog met moslims van 1960 tot 2010.’  In alle bescheidenheid mag ik mezelf op het terrein van de islam en de Protestantse Kerk deskundiger noemen dan de auteurs van al die andere stukken, wie het ook maar zouden zijn, die wel geplaatst worden. In het stuk hierboven heb ik mij beperkt tot de feiten. Nu wil ik zeggen wat ik feitelijk denk: Trouw heeft de plank behoorlijk mis geslagen. Men heeft een interview met de nieuwe scriba uitvergroot op één punt – zijn vermeende pro-islam houding. Trouw heeft vervolgens predikanten gebeld die De Reuver zelf noemde in zijn stuk, en hun reactie is uitvergroot tot een tendentieus artikel op de voorpagina. Zo creëert de krant zelf een splijtzwam, waarbij ook De Reuver beschadigd wordt. Dat is een kwaliteitskrant onwaardig.

Dit artikel werd gepubliceerd op de website www.Nieuwwij op 3 januari 2017.

Wat kunnen we doen tegen islamitische terreur?

Maatregelen die tot nu toe genomen zijn liggen vooral in de sfeer van meer controle, identificatieplicht, meer inzet van politie en militairen of het uitroepen van de noodtoestand. De vrijheid van burgers wordt steeds meer ingeperkt en zo tasten terroristen het Westerse klimaat van vrijheid en tolerantie aan. Dit is dus een doodlopende weg, want alleen de terreurdaden in 2016 al, zoals in Nice, laten zien dat aanslagen nooit te voorkomen zijn. Alleen als men systematisch altijd en overal elk individu fouilleert, elke koffer, elke auto, elk huis, elk vliegveld, elke trein enzovoort controleert, dan zou men misschien een aanslag kunnen voorkomen, maar dan zou elk land in Europa moeten veranderen in een politiestaat met een uitgebreid spionage- en inlichtingen netwerk, en zoiets is niet te regelen, want de burgers zouden zich hiertegen verzetten omdat het middel erger is dan de kwaal.

Westers karakter
Bovendien zijn deze maatregelen onbetaalbaar en is de menskracht hiervoor niet voorhanden. En ook dan nog zijn aanslagen mogelijk, denk slechts aan de aanval op de Twin Towers in New York in 2001. Kortom, aanslagen zijn nooit te voorkomen; tot op zekere hoogte kunnen en mogen regeringen maatregelen nemen, maar het Westers karakter van vrijheid en tolerantie moet in Europa duidelijk herkenbaar blijven, en vooral: als men mensen uit een functie ontzet, aanklaagt of arresteert dan moet een rechtvaardig proces aantonen dat die actie terecht was. Lees verder “Wat kunnen we doen tegen islamitische terreur?”

Daniël 5

Wie is God, en hoe leer je God kennen? Een vraag die veel christenen in verlegenheid brengt. Voor veel christenen heeft God nauwelijks een gezicht. Natuurlijk, er moet wel iets of iemand zijn, alles in deze wereld kan niet toevallig ontstaan zijn… God is een gevoel, misschien, maar omschrijven hoe God is, nee! Psalm 146 hebben wij deze morgen aan het begin van de dienst en na de lezing uit de Bijbel helemaal gezongen. Welnu,die psalm maakt treffend duidelijk wie God is. God krijgt een gezicht in dit lied. Het is de God die de hemel en de aarde gemaakt heeft, die trouw blijft aan de mensen, recht doet aan verdrukten, eten geeft aan hongerigen, opkomt voor de vreemdeling, de weduwe, de wees, blinden ziende maakt, gebogenen opricht en de weg van de goddelozen krom maakt. Deze God kiest dus en trekt grenzen. Deze God heeft een gezicht en gaat soms daadwerkelijk tegen mensen in. De gebogenen mogen op God rekenen, de goddelozen krijgen een geducht tegenstander aan Hem. God is geen allemans vriend, is het niet met iedereen eens, en staat niet aan ieders kant. Niet aan de kant van de goddelozen bijvoorbeeld.
Wie is dan goddeloos? De buitenkerkelijke, een humanist, iemand die niet christelijk is? Al die mensen per definitie goddeloos? En alle christenen per definitie aan de goede kant van de streep? Zo kun je er natuurlijk niet over praten. Er zijn goddeloze christenen en Gode welgevallige buitenkerkelijken of andersgelovigen. Wat is dat dan, goddeloos? Dat is doen alsof er geen God is. Dat is doen wat tegen God ingaat. Wat gaat dan tegen God in? Het antwoord is eenvoudig, loop Psalm 146 maar weer na. Goddeloos is de goede schepping van God vernietigen voor eigen gewin, de verdrukten verder verdrukken, geen eten geven aan de hongerigen, niet opkomen voor de vreemdeling, de weduwe, de wees; de blinden aan hun lot overlaten, de gebogenen niet oprichten en de weg van de goddelozen plaveien en ze geen strobreed in de weg leggen. Daniël 5 is een mooie illustratie van het feit dat God de weg van de goddeloze Belsazar krom maakt. God trekt een grens. Het is einde verhaal. Lees verder “Daniël 5”